De Historia Naturalis
€ 69,95
Dit magistrale referentiewerk laat honderd inheemse planten de revue passeren. Voor elk van deze planten krijg je een overzicht van wie wat wanneer wist (of niet wist) en waarvoor de plant door de eeuwen werd aangewend: om kwalen te genezen, om stoffen te verven, om ongedierte te bestrijden, om leer te looien, om voedsel te bewaren … Elke plant krijgt een prachtige illustratie waarbij men alle plantenbestanddelen en stadia van de plant kan bestuderen.
Emeritus prof. dr. Marcel De Cleene is plantenfysioloog. Hij was werkzaam aan de Universiteit Gent. Naast 150 wetenschappelijke publicaties heeft hij ook boeken geschreven over de relatie natuur/ cultuur.
—-
‘Dit referentiewerk laat ruim honderd inheemse planten de revue passeren. Voor elk van deze planten krijgt de lezer een overzicht van wie wat wanneer wist (of niet wist) en waarvoor de plant door de eeuwen heen werd aangewend: om kwalen te genezen, stoffen te verven, ongedierte te bestrijden, leer te looien, of voedsel te bewaren.’ – Groen Vandaag.
‘De Cleenes imposante boek is niet alleen onontkoombaar als historisch en farmacologisch naslagwerk, maar bovendien een kunstobject stijlvol vormgegeven met prachtige aquarellen uit negentiende-eeuwse plantenatlassen.’ – De Apothekerskrant
‘Een prachtig cadeau voor iedere plantenen geschiedenisliefhebber.’ – Onder de bomen.
Gerelateerde boeken
-
-
-
Knooppunt Waddenzee
Miljoenen wad- en watervogels trekken ieder jaar heen en weer tussen hun broedgebieden in Groenland, Scandinavië, West-Europa of Siberië, en hun wintergronden in Europa en Afrika. Als je alle routes van die trekvogels op de wereldbol tekent, zie je halverwege die kaart een druk knooppunt: de Waddenzee!
In het project Metawad hebben onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee en de Rijksuniversiteit Groningen vijf compleet verschillende trekvogels van de Waddenzee onderzocht: de kanoet, de drieteenstrandloper, de rosse grutto, de rotgans en de lepelaar. Ze bekeken de vogels niet als ‘bewoners’ van die Waddenzee, maar als gebruikers van een veel groter systeem waar het wad een belangrijk onderdeel van is: het ‘metawad’.
Knooppunt Waddenzee biedt een kleurrijk pallet van portretten van de wetenschappers, die ploeterend met palen en hekwerk achterop hun ets over de kwelder trekken, of uren achtereen in weer en wind – of juist bakkend onder de Afrikaanse zon – naar vogels met kleurringen aan hun pootjes staan te zoeken. Het biedt ook portretten van de vijf onderzochte vogelsoorten. Wat weten we van deze dieren? En vooral: hoe kunnen overheden of natuurbeheerders hun voordeel doen met deze wetenschap?
-
Paradijsvogels in cultuur en natuur
Afbeeldingen uit Richard Bowdler Sharpe's Birds of Paradise (1891-1898)€ 39,95Paradijsvogels in cultuur en natuur
Het was zo’n mooie gedachte: paradijsvogels zweven zonder vleugels in de lucht dichtbij God. Ze hebben geen poten, omdat zij pas na hun dood op aarde neervallen. De vogel laaft zich aan de dauw of drinkt rechtstreeks uit een wolk en voedt zich met manna. De zeelui van Ferdinand Magellaan (1480-1521), die als eerste de wereld rond zeilden, bazuinden dit verhaal rond. Zo kwamen de vogels aan hun naam. De paradijsvogels vergaarden in korte tijd grote roem omdat ze er prachtig uitzagen en slechts een handvol ontdekkingsreizigers ze ook in het echt hadden gezien. Ook vandaag kunnen we ons vergapen aan de pracht en praal van deze fladderende kleurboekjes dankzij uitgever en auteur Richard Bowdler Sharpe (1847-1909). Hij realiseerde met A Monograph of the Paradiseidae or Birds of Paradise in twee volumes een meesterwerk: de tekeningen zijn van uitzonderlijke kwaliteit, de inkleuring – door zijn tien dochters – is ronduit subliem.
De verklarende inleidingen door Alexander Reeuwijk, auteur van boeken en artikelen over natuurhistorie en reizen, over wetenschapsgeschiedenis, cultuur en oude boeken in het algemeen; en Steven Van Impe, curator van de erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen, accentueren het belang van en geven de nodige achtergrond bij de publicatie van dit boek.
Inleiding door Alexander Reeuwijk en Steven van Impe