Over zingende muizen en piepende olifanten
€ 22,50
Dieren tjilpen, krijsen, blaffen, kletsen, kakelen en piepen niet toevallig. Het taalconcert van dieren is even verfijnd als divers. Het getuigt van hun indrukwekkende cognitieve en emotionele vermogens, waarmee zij ons mensen niet zelden grote stappen voor zijn. Ook communiceren ze niet via een puur instinctief patroon van roepen en antwoorden. Maar hoe en waarom communiceren ze? Welke informatie brengen ze over in hun geluiden? Wat voor talen spreken zij, en wat maakt klanken in de eerste plaats tot een taal? Dit boek behandelt de nieuwste wetenschappelijke bevindingen over de fascinerende taal van dieren. De auteur neemt ons mee op een enerverende reis door de wereld van de dierencommunicatie. Angela Stöger vertelt ons bijvoorbeeld hoe zij kon bewijzen dat giraffen geluiden maken, over haar ontmoetingen met pratende olifanten en over de verbazingwekkend gedifferentieerde communicatiepatronen van dolfijnen. Hoe beter we luisteren, hoe beter we onze dieren leren begrijpen. Angela Stöger gaat ook in op de vraag hoe zij omgaan met het lawaai dat wij mensen maken. Laten we de fascinerende bevindingen van de bioakoestiek gebruiken om zowel huisdieren als wilde dieren beter te beschermen en te begrijpen.
Angela Stöger (1976) is gedragswetenschapper, cognitief bioloog en deskundige op het gebied van bioakoestiek en geluidscommunicatie. Zij is een van ’s werelds meest gerenommeerde olifantenonderzoekers. Aan de Universiteit van Wenen staat zij aan het hoofd van het Mammal Communication Lab, dat zij in 2011 heeft opgericht.
Recensie: Ook dieren hebben wat te melden door Erica Renckens
Als je met aandacht luistert naar de geluiden die dieren produceren, kun je niet anders concluderen dan dat ze ook over complexe communicatie beschikken. Daarmee ga je vanzelf ook anders denken over hoe wij met dieren omgaan. Dat laat Angela Stöger zien in haar boek Over zingende muizen en piepende olifanten. Lees hier verder
Gerelateerde boeken
Knooppunt Waddenzee
€ 17,90Miljoenen wad- en watervogels trekken ieder jaar heen en weer tussen hun broedgebieden in Groenland, Scandinavië, West-Europa of Siberië, en hun wintergronden in Europa en Afrika. Als je alle routes van die trekvogels op de wereldbol tekent, zie je halverwege die kaart een druk knooppunt: de Waddenzee!
In het project Metawad hebben onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee en de Rijksuniversiteit Groningen vijf compleet verschillende trekvogels van de Waddenzee onderzocht: de kanoet, de drieteenstrandloper, de rosse grutto, de rotgans en de lepelaar. Ze bekeken de vogels niet als ‘bewoners’ van die Waddenzee, maar als gebruikers van een veel groter systeem waar het wad een belangrijk onderdeel van is: het ‘metawad’.
Knooppunt Waddenzee biedt een kleurrijk pallet van portretten van de wetenschappers, die ploeterend met palen en hekwerk achterop hun ets over de kwelder trekken, of uren achtereen in weer en wind – of juist bakkend onder de Afrikaanse zon – naar vogels met kleurringen aan hun pootjes staan te zoeken. Het biedt ook portretten van de vijf onderzochte vogelsoorten. Wat weten we van deze dieren? En vooral: hoe kunnen overheden of natuurbeheerders hun voordeel doen met deze wetenschap?