Leuven en zijn colleges
€ 29,90
Studenten komen al eeuwenlang uit alle windstreken van de Lage Landen naar de Katholieke Universiteit Leuven (gesticht in 1425). Van Artesië in het zuiden tot Friesland in het noorden. Filips Willem, zoon van Willem van Oranje, Marnix van Sint-Aldegonde, Johan van Oldenbarnevelt, Erasmus, Dodoens, Vesalius, Mercator, zelfs paus Adrianus van Utrecht, zaten er op de studiebanken. Leuven was hét trefpunt van het intellectuele leven in de Nederlanden. Edward De Maesschalck geeft een verrassend en vernieuwend beeld van een tot nu toe onderbelicht maar belangrijk facet van de universiteitsgeschiedenis: de colleges. Deze werden gesticht door weldoeners die hun bezittingen voorbestemden om tot ver na hun dood te voorzien in de kost en inwoning voor familieleden, streekgenoten of gewoon voor arme studenten. Het was mecenaat avant-la-lettre, een zeldzame kans om de maatschappelijke ladder te beklimmen.
Gerelateerde boeken
-
-
Friese Dijken
Het omvangrijke Friese dijksysteem, van zeedijk tot polderdijk, van zomer- en winterdijk, van dromer, waker tot slaper, is uniek in Nederland en vormt de ruggengraat van het Friese cultuurlandschap. De dijken hebben een belangrijke functie bij de bescherming tegen het water, zijn belangrijke lintvormige elementen in het landschap en vormen een samenhangende erfgoedstructuur met de terpen en middeleeuwse kerken en het watererfgoed van gemalen, molens en sluizen.
Op heldere wijze wordt de dijkenbouw en de complexe gelaagdheid van de vele honderden verschillende Friese dijken uiteengezet. In deze beschrijving wordt het accent gelegd tussen bredere geografische patronen en processen én het verbeeldende detail van de plek. Vernieuwend is de bewerking van het verhaal van de dijksystemen, zoals deze destijds door Rienks en Walther in kaart zijn gebracht. Hierin is op een fraaie wijze het Actueel Hoogtebestand Nederland als derde dimensie aan de handschetsen van Rienks en Walter toegevoegd. Tevens wordt een compleet overzicht gegeven van de verschillende Friese landschappen met de karakteristieke dijken, dijktypen en het watererfgoed en laten overtuigend zien dat de Friese dijken een archeologische archief van onschatbare internationale waarde zijn. Deze beschrijvingen zijn de basis voor het denken over de rol van de dijken in de toekomst. De betekenis van de dijken in het verleden, heden en de toekomst als gevolg van ingrijpende effecten van bijvoorbeeld verzilting en verzoeting, klimaatveranderingen en de zeespiegelrijzing is nu actueel.
-
Rentmeester van nature
Dankzij natuurbeschermers van het eerste uur zijn de belangrijkste natuurgebieden in Nederland behouden gebleven. Naast mensen als Heimans en Thijsse speelde ook Van Tienhoven, een van de eerste voorzitters van de Vereniging Natuurmonumenten, een cruciale rol. In Rentmeester van nature beschrijft Frank Saris hoe de ontplooiing van deze nieuwe rijke parallel liep met belangrijke ontwikkelingen binnen de natuurbescherming enerzijds en het (aristocratisch) al dan niet zelf verworven landgoederenbezit anderzijds.
De natuurbeschermingselite koos onder leiding van Van Tienhoven lange tijd voor een weg via de hoogste gezagsdragers, ten voordele van het eigen grootgrondbezit. De Tweede Wereldoorlog vormde voor hem een hoogtepunt en succesverhaal van deze neocorporatistische praktijk van ‘polderen van bovenaf’. De gevolgde strategie veranderde in de bezettingstijd niet wezenlijk; de machtspositie van de gesprekspartners wel, en daarmee de uitkomst. Van Tienhoven zat midden in de oorlog op het toppunt van zijn invloed en macht, iets dat hijzelf steeds nastreefde en dat hij met steun en in de geest van de bezetter sneller vorm kon geven.Frank J.A. Saris (1952) is natuurbeschermer, vogelonderzoeker en natuurontwikkelaar en werkte bij zelfstandige onderzoeksorganisaties. In 2018 verscheen zijn biografie Natuurbescherming als hartstocht, over Victor Westhoff (natuurbeschermer periode 1945-2000).
-
De liederlijke middeleeuwen
De middeleeuwen van ridders en jonkvrouwen, lieflijke liederen van minnezangers zijn het resultaat van al te brave beeldvorming en in grote lijnen een concept van de negentiende eeuw. Maar hoe schraap je het laagje zoet glazuur van de mythe? De middeleeuwse cultuur laat, naast en zelfs lijnrecht tegen de hoofse idealen in, in woord en beeld een rauwere werkelijkheid doorschemeren. De teksten met diepreligieuze gebeden bevinden zich in het gezelschap van poepende jongeren en verleidelijke naakten …
Is het gewoon humor? Bedoeld als aangename verpozing voor de lezer? Of willen die erotische tekeningen de tekst gewoon afbakenen? En hoe rijm je het ideaal van de hoofse liefde met de machocultuur waarbij de man voorrang geeft aan bevrediging van zijn begeerte boven de smachtende en geduldige liefde? Kunnen we met de blik van de eenentwintigste eeuw de meerzinnige betekenis van woorden en beelden wel helemaal doorgronden?