Fan ‘t iene yn ‘t oare. Doarpsferhalen
€ 12,50
Jan Tabak skriuwt doarpshalen. Ferhalen oer foarhinne, oer moaie en bysûndere minsken. De skriuwer tekenet it Fryske doarpslibben fan ‘e jierren fyftich en sechstich yn ‘e foarige iuw fol humor. De foarfallen binne o sa werkenber. Jan Tabak hat in skerp each foar de minsklike kant, foar it lytse dat soms grut wêze kin. O sa linich skreaun. Ferdivedearjend. Spannend. Ferhalen dy’t ferhalen oproppe: fan it iene komt it oare.
Jan Tabak (Wânswert, 1949) publisearre earder yn eigen behear Marianne, troch alles hinne en In slach om ‘e buorren…, twa bondels mei fersen.
Gerelateerde boeken
-
De Nova Scotia staazje
‘Ik hie noch nea sa fier fuort west. Op reis nei Kanada foar trije moannen staazje op in buorkerij yn Nova Scotia. Oaren út myn klasse bleaunen yn Nederlân, of kamen de provinsjegrins net iens oer. Mar ik woe oer de grutte plasse.’
Dit ferhaal beskriuwt de ûnderfiningen fan in jonge dy’t op in Kanadeeske boerepleats telâne komt dêr’t de sfear him benearet. Yn in waarme Kanadeeske simmer besiket er him yn in fijannige sfear steande te hâlden en siket er in útwei. Noch hieltyd dreamt Freark Fritsma oer de doar fan in sel yn in finzenis dy’t mei in klap efter him ticht batste.Dit is de fiifde roman fan Ferdinand de Jong.
-
Asega, is het dingtijd?
De hoogtepunten uit de Oud-Friese tekstoverlevering. Standaardwerk. Met inleiding en toelichtingen van dr. O. Vries van de Rijksuniversiteit Groningen.
-
Spitten voor de vijand
Meer dan honderdduizend mannen werden vanaf september 1944 opgeroepen om te werken aan Duitse verdedigingswerken in Nederland. In de nog bezette provincies werden de arbeiders gedwongen tewerkgesteld aan de bouw van tankgrachten, loopgraven en schuttersputjes, vaak onder slechte omstandigheden. Voor de Duitsers was het belang groot om de geallieerden zo lang mogelijk tegen te houden. Er werd dan ook hard opgetreden tegen weigeraars.
Voor velen waren de principiële bezwaren te groot, zij besloten onder te duiken. Anderen hadden die mogelijkheid niet. Zij probeerden zich aan te passen aan de omstandigheden en saboteerden waar ze maar konden. Een groot deel van deze zogenoemde spitters zag kans om te vluchten of keerde niet terug van verlof. Zij waren daarna veroordeeld tot een leven als onderduiker. Zij die als onderduikers tijdens de vele razzia’s, of door verraad, werden gepakt, kwamen na een verblijf in een gevangenis in een strafkamp in Duitsland of Drenthe terecht.
Eén van die mannen was Eelke Dijkstra. Samen met dertig anderen werd hij in november 1944 vanuit het Huis van Bewaring in Leeuwarden overgebracht naar Yde, een klein Drents dorpje onder de rook van Groningen. Zijn oorlogsdagboek was voor zijn kleinzoon en auteur Erik Dijkstra aanleiding om onderzoek te doen naar het vergeten strafkamp in Yde. Wat volgde was een reis door de geschiedenis waarin bijzondere ontdekkingen werden gedaan en veel betrokkenen voor het eerst hun verhaal vertelden. Door intensief archiefonderzoek kwamen schokkende feiten boven water over vier gefusilleerde dwangarbeiders in november 1944. De vele brieven, dagboeken en getuigenissen vertellen samen het verhaal van strafkamp Yde en de tewerkstelling in Drenthe.
Erik Dijkstra is schrijver/journalist en doet al jaren onderzoek naar de tewerkstelling in Drenthe.
-
En toch zal ik
Marten Douwes Teenstra maakte in zijn tijd naam in de koloniën en als schrijver. Door zijn reizen, eerst in ‘de Oost’, later in ‘de West’ werd hij één van de eerste voorstanders van afschaffing slavernij (abolitionist). Nog vóór Max Havelaar (1860) en De hut van oom Tom (1852) verschenen, veroordeelde Marten al de barbaarse behandeling van de slaafgemaakten in Zuid Afrika, Java en Suriname. Het werd hem niet in dank afgenomen en leverde hem een ‘functie elders’ op.
Met zijn felle woordkeuze maakte Marten zich bij veel mensen niet geliefd. Naast zijn voortdurende strijd tegen de slavernij bleef hij tot zijn dood aantrappen tegen schijnheiligheid en hypocrisie, tegen ‘Cocksianen’, ambtenaren en bijgelovigheid.
Marten was lid van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij,
en na zijn terugkeer in Groningen bestookte hij de regering in Den Haag onvermoeibaar met verzoekschriften om een einde te maken aan de slavernij in de Nederlandse koloniën. Mede door zijn inbreng kwam na 1854 de discussie over de slavernij op gang, waarna vlak voor zijn dood op 1 juli 1863 de slavernij werd afgeschaft.Toch is zijn naam voor veel mensen nu onbekend. Door dit boek krijgt de naam Teenstra weer de bekendheid die het verdient.