Middelnederlandse oorkonden uit Friesland (tot 1501)
€ 29,90
Middeleeuwse oorkonden gelden als een belangrijke bron voor historisch en taalkundig onderzoek. Met betrekking tot Friesland is de aandacht tot dusver vooral uitgegaan naar de Friestalige oorkonden. De teksten hiervan zijn al eerder, onder de titel Oudfries(ch)e Oorkonden, uitgegeven in vier kloeke delen en een wat bescheidener supplementdeel. De Nederlandstalige oorkonden uit Friesland zijn veel minder talrijk, tenminste tot het begin van de zestiende eeuw. In deze uitgave zijn de teksten van deze Middelnederlandse oorkonden uit de huidige provincie Fryslân – met inbegrip van Stellingwerf – tot en met het jaar 1500 te vinden. De meeste zijn afkomstig uit de archieven van de talrijke kloosters die het laatmiddeleeuwse Friesland telde.
Deze uitgave is bewerkt door Oebele Vries. Van zijn hand verschenen verder onder meer Ferdban. Oudfriese oorkonden en hun verhaal en Asega, is het dingtijd? De hoogtepunten van de Oudfriese tekstoverlevering.
Gerelateerde boeken
-
Geschiedenis van de veehandel en veemarkten in Friesland
€ 39,90Met een ferme handslag en een krachtig uitgesproken GELOK (geluk) accepteert een Friese veehandelaar het bod van een koper. De koop is gesloten. Zo is het eeuwenlang gegaan.
De veehandel in Friesland is al vele generaties belangrijk voor families die er hun brood in verdienen en draagt wezenlijk bij aan de regionale welvaart. Dit rijk geïllustreerde boek toont het roemrijke verleden van de Friese veehandel en veemarkten. Naast aandacht voor de economische en sociale aspecten, de infrastructuur en logistiek, sluit het boek af met de boeiende geschiedenis van de familie Pilat, een geslacht van veehandelaren in Friesland. -
-
Kleur Veenhuizen
€ 29,95KLEUR VEENHUIZEN is het handboek bij de kleurenwaaier voor Veenhuizen. Het is gemaakt voor bewoners, eigenaren en beleidsmakers, maar ook voor wie nieuwsgierig is naar de ontstaansgeschiedenis van de gebouwen en het landschap.
De ‘pauperkolonie’ Veenhuizen werd in 1822 gebouwd om bedelaars, landlopers en arme gezinnen uit de grote steden een beter bestaan te geven op het platteland. Gaandeweg ontwikkelde Veenhuizen zich tot een strafkolonie. De transformatie tot gevangenisdorp bracht een enorme bouwproductie op gang. Aan het begin van de 20e eeuw was Veenhuizen een zelfvoorzienend gevangenisdorp geworden met scholen, kerken, een hospitaal, werkgebouwen, boerderijen en dienstwoningen waarin het leven tussen gevangenen en bewoners sterk met elkaar vervlochten was. Tot 1983 was Veenhuizen gesloten voor publiek. Hier woonde alleen wie er ook werkte. Met uitzondering van de kerken was heel Veenhuizen in bezit van het Rijk en werd door het Rijk collectief beheerd en onderhouden.
Veenhuizen is ondertussen veranderd van een Justitiedorp in een woonlandschap met daarin nog steeds een aantal in gebruik zijnde gevangenissen. De overgang van één grote eigenaar naar vele eigenaren betekent de overgang van collectief naar individueel uitgevoerd onderhoud en beheer. Vooral bij de woonhuizen worden de gevolgen hiervan zichtbaar. Ramen worden vervangen, luiken verdwijnen en het schilderwerk van de onderdelen krijgt andere kleuren. Daardoor vervagen de zo karakteristieke reeksen en families van gebouwen.
Het handboek en de kleurenwaaier richten zich op de modelwoningen en -boerderijen uit de periode tussen 1884 en 1930 en op de structurerende en terugkerende onderdelen van de bebouwing en het landschap. Daar zijn een aantal praktische redenen voor. De grondtoon van Veenhuizen ligt verankerd in de herhaalbare gebouwtypes en de algemene dragers van het landschap. Het zijn met name deze woningen en boerderijen die particulier beheerd en onderhouden gaan worden en die belang hebben bij toegankelijke en hanteerbare kennis. Het handboek vult de kleurenwaaier aan met kennis van de gebouwen, hoe ze zijn gebouwd, met welke bouwmaterialen, details en kleuren. En het laat de landschappelijke onderdelen zien die het karakteristieke beeld bepalen, in de straat en op het erf.
-
Uit de lus van de strop
€ 27,50Al in de jaren 1920-30 komen vele Joodse studenten uit de Oost-Europese landen naar Gent, op de vlucht voor discriminatie en raciale vervolgingen. Deze toekomstige ingenieurs studeren in de ‘Bijzondere Scholen voor de Burgerlijke Bouwkunde, Mijnen en Kunst- en Fabriekwezen’. Na hun studies kan een groot deel van hen in het Gentse industriebekken terecht.
En dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Vanaf 1942 is het vooral de hoop, het vertrouwen, de moed en de kracht die in sterke mate de overlevingsdrang van de Joodse families bepalen. Niet alle verhalen lopen goed af. In het Gentse verzet nemen de ingenieurs een belangrijke plaats in, maar ook burgers uit alle lagen van de
bevolking bieden weerwerk.
Marc Verschooris reconstrueert het leven van de slachtoffers maar brengt ook de verhalen van de overlevenden die als bij wonder aan de strop van de haat zijn ontsnapt. Naast angst voor het antisemitisme van vroeger en nu, is er ook dankbaarheid voor de heldendaden van zij die resoluut kozen voor steun, respect en solidariteit. Vele, niet eerder gepubliceerde foto’s, geven de hoofdrolspelers in dit boek, een gelaat.Marc Verschooris is geassocieerd onderzoeker bij het CEGESOMA. ‘De papegaai is niet dood. Geheim agenten Albert Deweer, Albert Mélot en Albert Wouters – Gent 1944’ verscheen bij uitgeverij Sterck & De Vreese.





