Wanneer dieren dromen
€ 24,90
Dat dieren dromen is pas in 2020 voor het eerst in de wetenschappelijke literatuur beschreven. Dat is opmerkelijk, want je kunt vrij eenvoudig vaststellen dat dieren dromen: veel (huis)dieren vertonen immers de kenmerkende oogbewegingen van een REM-slaap. Octopussen verschieten tijdens een droom van kleur.
In dit boek beschrijft wetenschapsfilosoof David Penã-Guzmán het recente onderzoek. Hij staat ook stil bij de filosofische consequenties ervan. Waarschijnlijk dromen veel dieren om dezelfde redenen als wij: in een droom verwerken we informatie tot een coherent wereldbeeld. Daarmee bewijst het dromen dat dieren geen simpele input-outputmachines zijn. Ze hebben een actief nachtbewustzijn, waarin verlangens, angsten en morele gevoelens werkzaam zijn.
David M. Peña-Guzmán is universitair hoofddocent Geesteswetenschappen en Liberal Arts aan de San Francisco State University. Hij beweegt zich op het raakvlak van critical animal studies en wetenschapsfilosofie. Hij is co-auteur van Chimpanzee Rights: The Philosophers’ Brief en host van de Overthink podcast.
Gerelateerde boeken
-
De brilslang, de boktor en de andere dieren
Is er al een opvolger voor Toon Tellegen? Jazeker: Jan Bouwstra. In 100 korte fabels maken we kennis de dieren in het bos. En dieren zijn precies als mensen. Ze denken na over hun leven en praten over wat hen bezighoudt: liefde, schoonheid, macht, vriendschap, tijd, taal, identiteit en nog veel meer. De fabels van Jan Bouwstra kenmerken zich door milde humor. Ze hebben de vorm van kleine, lichtvoetige filosofische dialogen. Veel dierenpersonages keren regelmatig terug: de brilslang en de uil, de neushoorn en de olifant, de krekel en de egel, de muis en de kikker, de mol, de padden, de boktor, de eekhoorn, de ekster en de merel en vele anderen. En ze hebben zo hun eigen kijk op het leven. Met vrolijke illustraties van Angela van der Meulen.
-
Hek
Het stormt in het Nederlandse landschap. De maatschappij is verzeild geraakt in een verhitte discussie over de manier waarop we ons landschap moeten gebruiken. De actuele discussie over de wijze waarop wij in Nederland ons voedsel produceren, wordt gevoed door de stikstofdiscussie en bijvoorbeeld de komst van de wolf. Het produceren van voedsel is een gerechtvaardigd doel, maar waar ligt dan de grens? De verschillende posities in het debat over natuur versus veehouderij worden ondersteund vanuit verschillende morele opvattingen en ethische theorieën. Wat is belangrijker? Het actief waarborgen van het welzijn van onze fauna of moeten we de natuur zoveel mogelijk met rust laten? De Nederlandse
boeren mengen zich fel in het debat, met een eigen pakket aan ethische overwegingen die deels overlappen met, maar deels ook tegengesteld zijn aan die van de natuurbeschermers. Martin Drenthen ontrafelt van beide partijen de argumenten en plaatst deze in een ethisch kader, zodat de discussie met alle voors en tegens in ieder geval helder gevoerd kan worden. -