Wat schaft de pot?

Eetcultuur in Nederland door de jaren heen
Irene van Renswoude, Judith Brouwer, Marieke Hendriksen, Marieke van Erp, Olga Leonhard, Rebeca Ibáñez Martín

 21,90

Eten doen we allemaal. We hebben voedsel nodig om in leven te blijven, maar eten heeft ook een belangrijke sociale functie. Wie wat eet, met wie en wanneer speelt een rol in de vorming van onze identiteit en onderlinge relaties. Hier komt ook nationale identiteit om de hoek kijken. Waarom associëren mensen sommige voedingsmiddelen en eetgewoonten met Nederlandse identiteit, en andere niet? En kun je eigenlijk wel spreken van een Nederlandse eetcultuur?

De auteurs van Wat schaft de pot? brengen vanuit verschillende disciplines eetcultuur in Nederland en Nederlandse eetcultuur in het buitenland ter tafel. Ze duiken de geschiedenis in van de culinaire diplomatie, onderzoeken de koloniale sporen van ingrediënten en gerechten in archieven, en bieden historische bespiegelingen op hoe ‘typisch Nederlands’ bekende lekkernijen als drop en oliebollen eigenlijk zijn. Ze onderzoeken in hoeverre verschillen tussen Nederlandse en Vlaamse eetcultuur tot uiting komen in dialectspreekwoorden, en hoe het thema voedsel terugkomt in de taal- en cultuurcollecties van het Meertens Instituut.

Wat schaft de pot? brengt historische, culturele en taalkundige inzichten samen en biedt zo een rijk, smaakvol palet aan perspectieven op eetcultuur in Nederland.

Onder redactie van Irene van Renswoude, Judith Brouwer, Marieke Hendriksen, Marieke van Erp, Olga Leonhard, Rebeca Ibáñez Martín, met verdere bijdragen van:
Martine de Bruin, Jeroen van Craenenbroeck, Marijke van Faassen, Stef Grondelaers, Rik Hoekstra, Lidy Jansen, Nina Lamal, Caro Matulessya,
Milja van Tielhof

Verschijningsvorm:
Paperback
Taal:
Nederlands
Uitgeverij:
Sterck & De Vreese
Aantal pagina's:
152
Druk:
2
ISBN:
9789464711530
Gewicht:
315 gram
Afmeting:
214x140x14 mm
Uitgiftedatum:
15-12-2023

Gerelateerde boeken

  • Joods leven in Friesland

    Friesland kent al sinds de zeventiende eeuw een joodse gemeenschap. Net als overal hebben de joden in Friesland een eigen identiteit behouden. Desalniettemin ondergingen ook zij de invloed van hun omgeving. Buitenlandse joden die hier op bezoek kwamen verbaasden zich bijvoorbeeld over de Friese klederdracht (met oorijzer) die ook door joodse vrouwen werd gedragen.
    In de Tweede Wereldoorlog wist slechts een minderheid van de joden aan de deportaties te ontkomen. In 1941 bestond de joodse bevolking van Friesland uit ruim 800 personen. Van hen hebben ruim 200 de oorlog overleefd.
    In Joods leven in Friesland schetsen de auteurs een beeld van deze grotendeels verdwenen cultuur. Ze doen dat niet alleen aan de hand van een historisch overzicht, maar ook van een aantal portretten van bekende Friese joden en joodse bedrijven.
    Verrassend nieuw materiaal is gevonden in de verhalen van joodse onderduikers in Friesland, afkomstig uit de interviews die tussen 1995 en 1998 zijn vastgelegd door het USC Shoah Foundation Institute, geïnitieerd door Steven Spielberg.
    Verder bevat het boek beschrijvingen van Friese topstukken in joodse musea en archieven en biedt het een informatief en handzaam overzicht van wat er nu nog te vinden is van het joods erfgoed in Friesland.

     19,90
  • Hoog geboren, ambitieus en eigenzinnig

    Hoog geboren, ambitieus en eigenzinnig

    Marie Catherine Josephe, gravin van Merode en prinses van Rubempré en Everberg (1743-1794)
    Freeke De Meyer
     35,00
  • Schippersvrouwen

    Schippersvrouwen

    Verhalen boven water
    Alice Booij, Sippy Tigchelaar
     24,90
  • Kloostermoppen

    Kloostermoppen

    Middeleeuws bouwmateriaal in stad en provincie Groningen
    Edward Houting, Hans Vrijer
     35,00

    Kloostermoppen

    In de twaalfde en vooral de dertiende eeuw vestigden zich onder meer de kloosterorden van de cisterciënzers en de premonstratenzers in Noord-Nederland. Naar voorbeeld van de moederkloosters introduceerden de kloosterlingen grote bakstenen, kloostermoppen genoemd, waarmee ze vanaf het midden van de twaalfde eeuw tot in de zestiende eeuw kerken en kloosters bouwden. In dezelfde periode gebruikten ook vermogende particulieren de grote bakstenen voor de bouw van hun steenhuizen. Vanaf midden dertiende eeuw begonnen de steden zich te ontwikkelen, waarbij de bakstenen werden gebruikt voor stadsmuren en particuliere huizen. Baksteen bood de bouwheren goede mogelijkheden en was duurzamer dan de natuursteen die tot het einde van de twaalfde eeuw werd toegepast als bouwmateriaal. Klei was voor de productie en turf voor het bakken van stenen in ruime mate voorhanden in de provincie Groningen.

    In Kloostermoppen, middeleeuws bouwmateriaal in stad en provincie Groningen beschrijven Edward Houting en Hans Vrijer circa 200 middeleeuwse kerken, kloosters, steenhuizen en stadsmuren. Hiermee wordt voor het eerst een uitgebreid overzicht in boekvorm gegeven van het ontstaan en de toepassing van kloostermoppen in Groningen. De uitgave is ruim geïllustreerd met foto’s, bouwtekeningen van middeleeuwse kerken en kerktorens, kaarten en oude prenten. Bovendien voert een wandeling in de binnenstad van Groningen langs zichtbare overblijfselen van middeleeuwse gebouwen.

     35,00