Appelscha. Door de eeuwen heen
Appelscha door de eeuwen heen Appelscha. Een plaats met een lang en rijk verleden. Hoewel we de naam Appelscha voor het eerst halverwege de dertiende eeuw tegenkomen, was het gebied al lange tijd daarvoor, ver voor het begin van onze jaartelling, bewoond. Eeuwenlang vormden akkerbouw en veeteelt de belangrijkste bronnen van bestaan en bestond het dorp uit boeren en landarbeiders. Dit veranderde met de grootschalige afgraving van het noordoostelijk van de plaats gelegen hoogveengebied. Veenbazen en veenarbeiders van buiten vestigden zich aan de rand van het hoogveen. Naast het oorspronkelijke boerendorp vormde zich een veenkolonie. Tegelijkertijd verplaatste het centrum zich van het ‘oude’ naar het ‘nieuwe’ Appelscha. Het hoogveen verdween en de betekenis van de landbouw nam in de loop van de tijd af. Nieuwe middelen van bestaan werden gevonden in het toerisme, de industrie en dienstverlening. Deze sociaaleconomische ontwikkelingen worden in het boek beschreven. Daarnaast is er aandacht voor demografische en landschappelijke veranderingen, voor verenigingen (toneel, zang, muziek en sport), de gezondheidszorg, het kerkelijk leven, het lager onderwijs, de wegverbindingen, vaart en tramlijn.
Rinze Lenstra (Appelscha 1945) studeerde economische en sociale geschiedenis. Hij werkte in het middelbaar beroepsonderwijs. Was medeauteur van Geschiedenis van Emmen en Zuidoost-Drenthe (1989) en schreef onder meer Anarchisme en syndicalisme in Spanje (2007).
Gerelateerde boeken
-
Vertellen is een kunst
Er is vermoedelijk geen enkele andere historische figuur die zo vaak werd gebruikt, misbruikt, vertekend en voor ideologische karren werd gespannen als Karel de Grote († 814). De vele middeleeuwse Karelverhalen bevestigen zijn bijzondere status. Karel ende Elegast, wellicht ontstaan rond 1250, was meer dan 300 jaar bijzonder populair. In tegenstelling tot andere Karelverhalen krijgt de keizer de hoofdrol. De onbekende dichter laat hem, op bevel van
God, ’s nachts anoniem door een donker bos trekken om te gaan stelen. Hij komt er zijn afvallige leenman Elegast tegen die een meesterdief blijkt te zijn … O schande, een keizer die uit stelen gaat! Jan van Boendale en Jacob van Maerlant, twee andere grootheden uit de middeleeuwse literatuur, waren verontwaardigd over zoveel roddels rond de grote Karel. De lezers en luisteraars van toen hadden lak aan deze bedenkingen en smulden van dit verhaal vol oeroude motieven, gebracht
door een geniale verteller met een boodschap. Karel ende Elegast is ook vandaag het meest gelezen verhaal uit de Middelnederlandse literatuur. Professor Jozef Janssens, specialist middeleeuwse literatuur, reconstrueert de diverse gezichten van deze vorst die tot op vandaag boeit. Prof. Jozef Janssens is emeritus hoogleraar Cultuurgeschiedenis
en Geschiedenis van de middeleeuwse, Nederlandse en Europese literatuur aan de K.U.Brussel. Hij publiceerde verschillende werken over de middeleeuwse letterkunde en geschiedenis. -
Op reis met de Klipfontein
In 1946 monsterde Toine de Meijer als scheepsarts aan op de Klipfontein, een vrachtschip met passagiersaccommodatie. Zijn eerste reis was naar Nederlands-Indië, waar ze onder andere militairen naartoe brachten en repatrianten ophaalden. Vervolgens voer hij langs de kusten van Afrika en ten slotte naar West-Indië. Bijna dagelijks schreef hij brieven aan zijn ouders en vertelde daarin over de plaatsen die hij bezocht, het leven aan boord en over de mensen die hij ontmoette. Toine was een humoristische en vaak vileine observator. De welgestelde elite met wie hij dineerde aan de officierstafels, de bemanning, de dekpassagiers met hun levende have, de mensen aan de wal: ze komen tot leven in zijn beschrijvingen én in zijn potloodtekeningen. Ook geven de brieven een inkijk in de koloniale wereld waarin Europa destijds nog volop verkeerde, met de grote verschillen tussen de westerse passagiers en de inheemse bevolking.
Tijdens de eerste reis met de Klipfontein ontsproot de liefde tussen Toine en Steventje Ligtelijn. Ze trouwden in 1948 en uiteindelijk besloot Toine zijn varende bestaan op te geven en huisarts aan wal te worden. Hun oudste dochter, Mirjam de Meijer, kreeg pas na de dood van haar ouders de brieven in handen. Ze besloot deze brieven te bundelen in dit boek. Een uniek stuk familiegeschiedenis wordt hiermee blootgelegd, maar ook een reisverhaal dat een interessant tijdsbeeld geeft, met als rode draad het reilen en zeilen van een scheepsarts.
-
-
Fryslân yn de Gouden Iuw
Hoe seach Fryslân der yn de Gouden Iuw út? Wat hat tusken 1585 en 1685 it ûnderskiedende west fan Fryslân binnen de Republyk? Fryslân ûnderskiede him fan de oare gewesten troch in eigen steedhâlder, in bloeiende akademy en troch in taal.
Lju út de boargerij koenen foar it earst in foarnaam plak fine yn de maatskippij en waarden sa diel fan de regintemacht. In nije, ûnôfhinklike steatsfoarm koe opboud wurde. Mar om 1620-1630 hinne waard yn reginterûnten eigenbelang boppe publyk belang steld en de ekonomyske efterútgong fan 1650 ôf makke dat doe in iuwen duorjende statyske stannemaatskippij ûntstie.
De Gouden Iuw wie foar Fryslân in bloeiperioade dy’t noait mear neifolging krige.Philippus Breuker (1939) hat meiwurker fan de Fryske Akademy west en heechlearaar oan de universiteiten fan Leiden en Amsterdam. Hy publisearret oer skiednis, letterkunde en lânskip fan Fryslân.