Beklemde zielen
€ 24,90
Grootvader Dirk Enno Wiersma was een Fries-Groningse boer die God buiten de deur zette. Zoon Enno Dirk vertrok naar Wenen, werd psychiatrieprofessor in Groningen en vroeg zich met Freud af: ‘Was will das Weib?’ Kleinzoon Dirk, criminoloog en ook psychiater, verkoos samen met zijn Belgische vrouw in Oegstgeest de dood om de ontluistering voor te zijn. Alle drie waren ze in de twintigste eeuw noodzakelijkerwijs kind van hun tijd.
Dit boek gaat over hun geschiedenis in een wereld waarin alles anders werd, maar niets echt veranderde. Want wat zijn we inmiddels wijzer geworden over onszelf en de meer of minder geliefde naaste? En wat heeft dit familieverhaal eigenlijk te maken met zangeres Billie Eilish (of Taylor Swift) en de van Berlijn tot New York en Rotterdam opgevoerde Weense operette die zich afspeelde in ein Dorf in Holland genaamd Grijpskerk?
Sietse van der Hoek (1943) is journalist en schrijver van vele boeken, waaronder de novelle Elfstedentocht en de cultuurgeschiedenis Het platteland.
Gerelateerde boeken
-
Glans op het wad
Dick Hoekstra schetst op toegankelijke wijze de geheel eigen geschiedenis van de vijf Nederlandse Waddeneilanden en
hun bewoners. Op zoek naar een ‘eilandidentiteit’ onderzocht hij de geografische, politieke en sociale ontwikkelingen op de eilanden, die een roeriger geschiedenis achter de rug hebben dan menig toerist (en bewoner!) vermoedt. Hij besteedt, ondersteund door honderden prachtige foto’s, veel aandacht aan de historische bebouwing, markante bewoners door de eeuwen heen en het belang van zeevaart en kloosters. -
Bij leven en welzijn
150 jaar Joodse familiegeschiedenis, in gesprekken tussen heden en verleden€ 25,00Bij leven en welzijn
Frank Vermeer neemt de lezer mee naar de wereld van zijn voorouders. Zo voert hij in het Alsterpavillon en op de Joodse begraafplaats Ohlsdorf in Hamburg gesprekken met zijn overgrootvader Abraham Salomon Levy. In zijn eigen tuin in Winsum spreekt hij met zijn overgrootmoeder Rosalie Vos-Boasson. Oudoom Louis Levy overwint zijn schroom en verhaalt over zijn ontwikkeling als homoseksuele man.
Zij vertellen over hun levens in de negentiende eeuw en de eerste decennia van de twintigste eeuw in de Joodse gemeenschappen in Hamburg, Middelburg en Assen. Levens, gekenmerkt door welzijn, hoop, assimilatie en emancipatie. Nu en dan steekt fel antisemitisme de kop op.
Als Hitler aan de macht komt zijn de jaren van ‘leven en welzijn’ ten einde. Grootvader Isidor Vos, grossier in Assen en jarenlang politiek actief, vertelt over de dreigende jaren dertig en de smartelijke oorlogsjaren die eindigen in Sobibor.Jan Vermeer en Rosalie Vos, de ouders van de auteur, vormen een ‘privilegierte Mischehe’: een ‘bevoorrecht gemengd huwelijk’ waarvan de Joodse partner niet gedeporteerd zou worden. De kans op lijfsbehoud is nog groter als het echtpaar een kind heeft. In 1943 wordt hun dochter geboren, die echter kort daarop al overlijdt. Wat nu? De dramatische gebeurtenissen volgen elkaar snel op.
Na de oorlog breekt een nieuwe tijd aan van leven en welzijn. Maar ook ontbrandt ‘De strijd om het Joodsche kind’.
Na rechtsherstel komt de familie weer in het bezit van het geconfisqueerde huis van grootvader Isidor Vos. De auteur vertelt over zijn recente ontmoeting met de kinderen van de ‘foute’ Nederlandse vrouw die in de oorlog dat huis van de Duitsers kocht.‘Bij leven en welzijn’ is een indrukwekkende en met vlagen lichtvoetige familiegeschiedenis. Het is een gewaagd mengsel van authentieke stukken en nauwkeurige historische reconstructie, aangevuld met literaire fictie, alles geplaatst tegen de achtergrond van het begrip menselijke waardigheid. Doordat hij de historische feiten verweeft met fictieve gesprekken met zijn voorouders, brengt Frank Vermeer de Joodse geschiedenis van zijn familie weer tot leven.
Frank Vermeer (1949) was advocaat in Groningen en docent bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar promoveerde hij in 2010 op een bestuursrechtelijke onderwerp. Van jongs af aan heeft hij zich betrokken gevoeld bij de (oorlogs)geschiedenis van zijn Joodse familie. Van 2016 tot 2023 was hij voorzitter van het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen en sinds 2016 is hij voorzitter van de stichting Behoud Synagoge Winsum.
-
En toch zal ik
Marten Douwes Teenstra maakte in zijn tijd naam in de koloniën en als schrijver. Door zijn reizen, eerst in ‘de Oost’, later in ‘de West’ werd hij één van de eerste voorstanders van afschaffing slavernij (abolitionist). Nog vóór Max Havelaar (1860) en De hut van oom Tom (1852) verschenen, veroordeelde Marten al de barbaarse behandeling van de slaafgemaakten in Zuid Afrika, Java en Suriname. Het werd hem niet in dank afgenomen en leverde hem een ‘functie elders’ op.
Met zijn felle woordkeuze maakte Marten zich bij veel mensen niet geliefd. Naast zijn voortdurende strijd tegen de slavernij bleef hij tot zijn dood aantrappen tegen schijnheiligheid en hypocrisie, tegen ‘Cocksianen’, ambtenaren en bijgelovigheid.
Marten was lid van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij,
en na zijn terugkeer in Groningen bestookte hij de regering in Den Haag onvermoeibaar met verzoekschriften om een einde te maken aan de slavernij in de Nederlandse koloniën. Mede door zijn inbreng kwam na 1854 de discussie over de slavernij op gang, waarna vlak voor zijn dood op 1 juli 1863 de slavernij werd afgeschaft.Toch is zijn naam voor veel mensen nu onbekend. Door dit boek krijgt de naam Teenstra weer de bekendheid die het verdient.
-
Spitten voor de vijand
Meer dan honderdduizend mannen werden vanaf september 1944 opgeroepen om te werken aan Duitse verdedigingswerken in Nederland. In de nog bezette provincies werden de arbeiders gedwongen tewerkgesteld aan de bouw van tankgrachten, loopgraven en schuttersputjes, vaak onder slechte omstandigheden. Voor de Duitsers was het belang groot om de geallieerden zo lang mogelijk tegen te houden. Er werd dan ook hard opgetreden tegen weigeraars.
Voor velen waren de principiële bezwaren te groot, zij besloten onder te duiken. Anderen hadden die mogelijkheid niet. Zij probeerden zich aan te passen aan de omstandigheden en saboteerden waar ze maar konden. Een groot deel van deze zogenoemde spitters zag kans om te vluchten of keerde niet terug van verlof. Zij waren daarna veroordeeld tot een leven als onderduiker. Zij die als onderduikers tijdens de vele razzia’s, of door verraad, werden gepakt, kwamen na een verblijf in een gevangenis in een strafkamp in Duitsland of Drenthe terecht.
Eén van die mannen was Eelke Dijkstra. Samen met dertig anderen werd hij in november 1944 vanuit het Huis van Bewaring in Leeuwarden overgebracht naar Yde, een klein Drents dorpje onder de rook van Groningen. Zijn oorlogsdagboek was voor zijn kleinzoon en auteur Erik Dijkstra aanleiding om onderzoek te doen naar het vergeten strafkamp in Yde. Wat volgde was een reis door de geschiedenis waarin bijzondere ontdekkingen werden gedaan en veel betrokkenen voor het eerst hun verhaal vertelden. Door intensief archiefonderzoek kwamen schokkende feiten boven water over vier gefusilleerde dwangarbeiders in november 1944. De vele brieven, dagboeken en getuigenissen vertellen samen het verhaal van strafkamp Yde en de tewerkstelling in Drenthe.
Erik Dijkstra is schrijver/journalist en doet al jaren onderzoek naar de tewerkstelling in Drenthe.