Eigenheid
€ 24,90
Hoe ontstaan regionale culturen? Zijn ze de moeite waard om te behouden? Op zoek naar antwoorden op deze vragen, neemt de Friese politicus Sietske Poepjes ons mee op een persoonlijke en historisch getinte rondreis die begint in Sneek en die – via Joods Antwerpen, The Middle of Nowhere, Groningen en Boedapest – daar ook weer eindigt.
De Friese cultuur blijkt overeenkomsten te hebben met die van andere regionale minderheidsgroepen. Dat komt door een gedeelde achtergrond van onderdrukking en agressie. Toch heeft ieder volk ook een eigen karakter en een zelfstandige blik op eigenheid. En juist dat maakt ze zo waardevol.
Sietske Poepjes (Harlingen, 1979) is een jurist en CDA-politicus. Ze studeerde Staats- en Bestuursrecht en Rechtstheorie aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkte daarna als beleidsmedewerker ruimtelijke ordening en als juridisch controller bij de gemeente Lemsterland. Daarna was zij juridisch adviseur bij de Stichting Duurzame Garnalenvisserij en lid van de Provinciale Staten van Fryslân. Sinds 2011 is zij lid van de Gedeputeerde Staten van Fyslân. Ze bekleedde diverse portefeuilles en heeft sinds 2019 de portefeuilles Klimaat, Energie, Cultuur, Onderwijs en taal. Daarnaast was zij tot de zomer van 2023 loco-commissaris van de Koning.
Gerelateerde boeken
-
Rijk, maar niet in geld
Rijk, maar niet in geld vertelt het verhaal van twee opeenvolgende Friese uitgevers, Kamminga en Laverman, tegen de achtergrond van de intellectualisering van het Fries tussen 1920 en 1970. Deze periode is achteraf beschouwd de ‘Gouden halve eeuw’ van de Friese cultuur: in die halve eeuw settelde het Fries, dat begin 1900 nog een volkstaal was, zich stevig als cultuurtaal, en dat ging gepaard met (en hing ook samen met) een opbloei van de Friestalige cultuur.
De taal is in die periode zowel geïnstitutionaliseerd als geïntellectualiseerd en met name aan die intellectualisering hebben de uitgevers van nature een belangrijke bijdrage geleverd. In die halve eeuw verschenen zo’n 3500 Friese titels op een breed gebied, waaronder kinderboeken, prentenboekjes, literatuur, biografieën, studies over ruimtevaart, sportboeken, handboeken op allerlei gebied, reisgidsen en kookboeken.
Het boek gaat dieper in op de manier waarop uitgevers functioneren in een bepaalde ontwikkelingsfase van een minderheidstaal. En niet alleen dat, maar ook hoe ze functioneerden te midden van andere instituties, zoals emancipatiebewegingen, (semi-)overheidsorganen en culturele en wetenschappelijke instellingen. Waar uitgevers in grotere taalgebieden vooral te maken hebben met de markt en in mindere mate met die institutionele achtergrond, is die verhouding in een kleinschalige omgeving geheel anders.
Tegelijk biedt dit boek ook een kijkje in de uitgeverskeuken. Dat gebeurt aan de hand van de opeenvolgende uitgevers Kamminga (ruwweg voor 1945) en Laverman (ruwweg ná 1945). Daarbij staat Kamminga model voor de aanvankelijk vernieuwingsdrang en latere politisering van het interbellum en Laverman voor de consolidatie van de naoorlogse periode. Ook de andere Friese uitgevers komen overigens uitgebreid aan bod.
Louw Dijkstra (1958) studeerde theologie, maar koos na zijn afstuderen voor een loopbaan in het boekenvak. Na een aantal jaren als vertaler voor verschillende Nederlandse uitgevers te hebben gewerkt, richtte hij in 1994 samen met een compagnon een eigen Friese uitgeverij op. Op dit moment is hij uitgever van Wijdemeer.
-
En toch zal ik
Marten Douwes Teenstra maakte in zijn tijd naam in de koloniën en als schrijver. Door zijn reizen, eerst in ‘de Oost’, later in ‘de West’ werd hij één van de eerste voorstanders van afschaffing slavernij (abolitionist). Nog vóór Max Havelaar (1860) en De hut van oom Tom (1852) verschenen, veroordeelde Marten al de barbaarse behandeling van de slaafgemaakten in Zuid Afrika, Java en Suriname. Het werd hem niet in dank afgenomen en leverde hem een ‘functie elders’ op.
Met zijn felle woordkeuze maakte Marten zich bij veel mensen niet geliefd. Naast zijn voortdurende strijd tegen de slavernij bleef hij tot zijn dood aantrappen tegen schijnheiligheid en hypocrisie, tegen ‘Cocksianen’, ambtenaren en bijgelovigheid.
Marten was lid van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij,
en na zijn terugkeer in Groningen bestookte hij de regering in Den Haag onvermoeibaar met verzoekschriften om een einde te maken aan de slavernij in de Nederlandse koloniën. Mede door zijn inbreng kwam na 1854 de discussie over de slavernij op gang, waarna vlak voor zijn dood op 1 juli 1863 de slavernij werd afgeschaft.Toch is zijn naam voor veel mensen nu onbekend. Door dit boek krijgt de naam Teenstra weer de bekendheid die het verdient.
-
Eendenkooien in Fryslân 1450 – 2015 SET
Dit standaardwerk geeft een encyclopedisch overzicht van alle ruim 400 eendenkooien die Friesland in de afgelopen vijfeneenhalve eeuw heeft gekend. Gerard Mast heeft alle relevante aspecten van het fenomeen eendenkooi beschreven,
waaronder de bloeiperiodes in de zeventiende en achttiende eeuw, de geografische ontwikkelingen – bijvoorbeeld in relatie tot landgoederen –, een verificatie van oude benamingen. Hij beschrijft de werkprocessen, de bouwmaterialen en gereedschappen. Alle aspecten van de eendenkooien heeft hij gekwantificeerd, zoals de vangstgegevens en prijzen van gevangen vogels en eieren op de afzetmarkten. Deze veelzijdige studie bevat ook een sociologische analyse, over benamingen en familienamen, en beschrijft de eendenkooien als cultureel erfgoed, van heraldiek, dorpswapens en dorpsvlaggen, tot spreekwoorden en gezegden. Eendenkooien is ruim geïllustreerd met kaarten, grafieken en foto’s.Gerard Mast was gedurende een belangrijk deel van zijn werkzame leven in dienst Staatsbosbeheer. Een uitgave in samenwerking met de Eendenkooi Stichting.