Shared space
€ 22,50
De afgelopen 25 jaar heeft zich een stille revolutie voltrokken. Tal van kruisingen, straten en pleinen in Noord-Nederland zijn op een andere manier ingericht dan volgens de gebruikelijke richtlijnen op het gebied van infrastructuur en verkeer.
Het was de Friese Verkeerskundige Hans Monderman die vanaf de jaren ‘80 zocht naar manieren om van de openbare ruimte weer een ‘mensruimte’ te maken; een ruimte waarin verkeerssituaties gereguleerd worden op basis van eigen verantwoordelijkheid van mensen, in plaats van op basis van regels en verkeersborden. Zijn aanvankelijk controversiële ideeën ontwikkelden zich tot een aanpak met de naam Shared Space. Tegenwoordig is Shared Space een waardevol onderdeel van de gereedschapskist van verkeerskundigen, stedenbouwkundigen en landschapsontwerpers. Daarnaast biedt de aanpak verrassende aanknopingspunten voor hedendaagse maatschappelijke opgaven waaronder het klimaatbestendiger maken van de openbare ruimte.
In dit boek vindt de lezer een overzicht van de ontwikkeling van Shared Space. De prachtige foto’s van onder andere Reyer Boxem tonen hoe het concept in de afgelopen decennia op talrijke plaatsen in Noord-Nederland is toegepast.
Gerelateerde boeken
-
Rijk, maar niet in geld
Rijk, maar niet in geld vertelt het verhaal van twee opeenvolgende Friese uitgevers, Kamminga en Laverman, tegen de achtergrond van de intellectualisering van het Fries tussen 1920 en 1970. Deze periode is achteraf beschouwd de ‘Gouden halve eeuw’ van de Friese cultuur: in die halve eeuw settelde het Fries, dat begin 1900 nog een volkstaal was, zich stevig als cultuurtaal, en dat ging gepaard met (en hing ook samen met) een opbloei van de Friestalige cultuur.
De taal is in die periode zowel geïnstitutionaliseerd als geïntellectualiseerd en met name aan die intellectualisering hebben de uitgevers van nature een belangrijke bijdrage geleverd. In die halve eeuw verschenen zo’n 3500 Friese titels op een breed gebied, waaronder kinderboeken, prentenboekjes, literatuur, biografieën, studies over ruimtevaart, sportboeken, handboeken op allerlei gebied, reisgidsen en kookboeken.
Het boek gaat dieper in op de manier waarop uitgevers functioneren in een bepaalde ontwikkelingsfase van een minderheidstaal. En niet alleen dat, maar ook hoe ze functioneerden te midden van andere instituties, zoals emancipatiebewegingen, (semi-)overheidsorganen en culturele en wetenschappelijke instellingen. Waar uitgevers in grotere taalgebieden vooral te maken hebben met de markt en in mindere mate met die institutionele achtergrond, is die verhouding in een kleinschalige omgeving geheel anders.
Tegelijk biedt dit boek ook een kijkje in de uitgeverskeuken. Dat gebeurt aan de hand van de opeenvolgende uitgevers Kamminga (ruwweg voor 1945) en Laverman (ruwweg ná 1945). Daarbij staat Kamminga model voor de aanvankelijk vernieuwingsdrang en latere politisering van het interbellum en Laverman voor de consolidatie van de naoorlogse periode. Ook de andere Friese uitgevers komen overigens uitgebreid aan bod.
Louw Dijkstra (1958) studeerde theologie, maar koos na zijn afstuderen voor een loopbaan in het boekenvak. Na een aantal jaren als vertaler voor verschillende Nederlandse uitgevers te hebben gewerkt, richtte hij in 1994 samen met een compagnon een eigen Friese uitgeverij op. Op dit moment is hij uitgever van Wijdemeer.
-
Drenthe Waterland
Voordat de mens in Drenthe kwam wonen, was er bijna alleen maar veen. Stond je aan de zuidrand, dan lag er voor je een onafzienbaar moerasgebied. Het was een immense, ontoegankelijke zone van zompige velden en grote waterpartijen. Ondenkbaar om hier doorheen te komen. Bescheiden berkenboompjes staken her en der uit het water omhoog en een aanzienlijk deel van de opslag werd al snel verstikt door het zuurstofarme veen. Deze omgevallen berkenboompjes toonden zich als witte stillevens op het moeras. Ondertussen wemelde het van de insecten, steekmuggen en andere zoemende wezens. Veenpluis en veenmos heersten hier, voor de mens was duidelijk geen plek. Wie in latere tijden met paard en wagen of te voet van het zuiden van Drenthe richting Groningen wilde, had tot ver in de huidige jaartelling een probleem. Er bestond maar één goede route: over de Hondsrug. Die verhoging in het landschap, eigenlijk bestaande uit meerdere stuwwallen, was dé manier om deze regio te doorkruisen en het levensgevaarlijke veenmoeras te omzeilen. Drenthe; dat bestond eigenlijk uit één grote ontoegankelijke waterbak. Deze regio was een spons van duizenden jaren verzameld water.
In ‘Drenthe Waterland’ laat fotografe Karin Broekhuijsen samen met schrijvers Reinout van den Born en Grieta Spannenburg zien dat ook in de huidige tijd het water een grote rol speelt in het Drentse landschap. Van het Leekstermeer tot de vele diepjes, de kanalen, zandpoelen en het veen. Water is een groot onderdeel van Drenthe, al wordt het daar niet vaak mee geassocieerd.
De prachtige foto’s van Karin worden ondersteund door de teksten van Reinout en Grieta waardoor ‘Drenthe Waterland’ meer is dan een fotoboek. Het laat de geschiedenis, heden en toekomst zien van het Drentse water.
-
Leeuwarden
Het vertrek van Geart de Vries als directeur van het Historisch Centrum Leeuwarden is een passend moment hem een erebundel aan te bieden. Ruim twintig auteurs die met hem te maken hadden in functies die hij vervulde, leverden daarvoor een bijdrage. Ieder essay heeft betrekking op aspecten van de Leeuwarder cultuur en geschiedenis of daarmee verbonden personen. In deze eeuw beleefde de stad een opmerkelijke culturele revival, bekroond in 2018 met de aanwijzing tot culturele hoofdstad van Europa. In hoeverre kunnen lijnen naar een verder verleden worden getrokken?
Alexander Tuinhout, Annelies van der Goot, Bert Looper, Dirk van Ginkel, Gert Elzinga, Goff e Jensma, Hans Mol, Henk Oly, Hotso Spanninga, Jacques Kuiper, Jan Faber, Kees ’t Hart, Klaas Zandberg, Leo van der Laan, Meindert Schroor, Meindert Se nga, Mineke Bosch, Peter de Haan, Philippus Breuker, Pieter de Groot, René Kunst, Steven Sterk, Willem Otterspeer, Yme Kuiper.
-
Fryslân yn de Gouden Iuw
Hoe seach Fryslân der yn de Gouden Iuw út? Wat hat tusken 1585 en 1685 it ûnderskiedende west fan Fryslân binnen de Republyk? Fryslân ûnderskiede him fan de oare gewesten troch in eigen steedhâlder, in bloeiende akademy en troch in taal.
Lju út de boargerij koenen foar it earst in foarnaam plak fine yn de maatskippij en waarden sa diel fan de regintemacht. In nije, ûnôfhinklike steatsfoarm koe opboud wurde. Mar om 1620-1630 hinne waard yn reginterûnten eigenbelang boppe publyk belang steld en de ekonomyske efterútgong fan 1650 ôf makke dat doe in iuwen duorjende statyske stannemaatskippij ûntstie.
De Gouden Iuw wie foar Fryslân in bloeiperioade dy’t noait mear neifolging krige.Philippus Breuker (1939) hat meiwurker fan de Fryske Akademy west en heechlearaar oan de universiteiten fan Leiden en Amsterdam. Hy publisearret oer skiednis, letterkunde en lânskip fan Fryslân.