Zul oes Sunterklaos wel kommen
€ 20,00
De eerste decennia van de twintigste eeuw bestonden er nog grote regionale en sociale verschillen in de viering van het Sinterklaasfeest. Pakjesavond was een stedelijk verschijnsel dat op het platteland nauwelijks voorkwam. In dorpen werd wel een schoen of klomp gezet met iets voor het paard, maar alleen in burgerlijke kringen was het pakjesavond en verscheen de Sint ook zelf. Scholen gebruikten Sinterklaas als steun bij de opvoeding en ontleenden er prestige aan.
Daarnaast bood de nieuwe viering een alternatief tegen de wilde vormen van sinterklaasvieren die nog op het platteland bestonden: het Klaasjagen, Zwarte Klazen of Sunterklaoslopen. Lawaai makende jongelui trokken potsierlijk verkleed, met onherkenbaar gemaakte zwarte gezichten en uitgerust met kettingen langs de huizen. Ze vroegen naar stoute kinderen, maakten kinderen bang, strooiden pepernoten en vroegen om geld of lekkers. Eind negentiende, begin twintigste eeuw groeide het verzet tegen dit wilde gedoe dat gezien wordt als een vorm van bedelarij. Daartegenover stelde men de nieuwe beschaafde Sinterklaas. Dit proces van verburgerlijking heeft de uniformering van het feest in Nederland tot gevolg gehad.
In dit boek wordt de Drentse Sinterklaastraditie van de afgelopen eeuwen beschreven. Aan het boek werken schrijvers mee die al dan niet in het Drents over Sinterklaas in Drenthe vertellen.
“Een feest als Sinterklaas dat door zovelen wordt gevierd kun je moeilijk beschermen, want het is een cultureel proces dat voortdurend in beweging is. Sinterklaas zal blijven veranderen.” Henk Nijkeuter
“Kalenderfeesten en tradities veranderen door de jaren heen. Als iets duidelijk wordt uit dit boek is het wel dat dat in hoge mate geldt voor het Sinterklaasfeest.” Abel Darwinkel
Gerelateerde boeken
-
Poolse strijders over de Hondsrug
De bevrijding van Noordoost-Nederland door de 1e Poolse Pantserdivisie€ 25,00Poolse strijders over de Hondsrug
In Poolse strijders over de Hondsrug werpt auteur Harold de Jong een licht op een vaak onderbelicht aspect van de Tweede Wereldoorlog: de heldhaftige inzet van de 1e Poolse Pantserdivisie onder leiding van Generaal Maczek, en hun cruciale rol bij de bevrijding van Noordoost Nederland.
Harold de Jong schetst in dit boek een gedetailleerd beeld van de moed, vastberadenheid en opoffering van deze Poolse strijders, terwijl ze vastberaden oprukken over de uitgestrekte Hondsrug. Dit historische verhaal wordt verweven met nieuw kaartmateriaal, gedetailleerde beschrijvingen en nauwkeurig onderzoek en vormt het een nieuw naslagwerk over de strijd die de Poolse strijders in het noorden van Nederland hebben gevoerd.
Poolse strijders over de Hondsrug is een eerbetoon aan de dappere mannen en vrouwen die hun leven waagden in de strijd tegen de onderdrukkers. Het onthult de intense strijd, de ontberingen en de triomfen van de Poolse soldaten terwijl ze vechten voor vrijheid en gerechtigheid in een verwoest Europa. Het vertelt ook het verhaal van kamp Oberlangen, een krijgsgevangenenkamp net over de Nederlandse grens, waar 1.728 Poolse vrouwen wachten op hun bevrijding.
Poolse strijders over de Hondsrug gaat verder dan het beschrijven van een historisch evenement; het is een meeslepend verhaal van menselijke veerkracht, opoffering en doorzettingsvermogen. Het herinnert ons aan de immense offers die zijn gebracht om de vrijheid te herwinnen en eert degenen die hun leven hebben gewaagd voor onze vrijheid.
-
Gedwongen reis
In Gedwongen reis, mijn vader dominee S. Metiarij vertelt Mellie Metiarij over het leven van haar vader en wat het betekende om op te groeien als de dochter van dominee Metiarij.
In 1951 kwamen bijna 4000 – vooral Zuid-Molukse – KNIL-militairen met hun familie (in totaal ongeveer 12.500 personen) naar Nederland voor wat bedoeld was als een tijdelijk verblijf. Daartoe behoorde ook de tweede luitenant en legerpredikant Semuel Metiarij, die met zijn vrouw en vier kinderen op 7 maart 1951 vanuit de haven van Tandjung Priok vertrok en op 8 april aankwam in Rotterdam.
Door de grote woningnood in Nederland en omdat het om tijdelijke vestiging van een half jaar zou gaan, werden deze families ondergebracht in woonoorden zoals de voormalige concentratiekampen Vught en Westerbork. In dit laatste kamp, dat verderging als woonoord Schattenberg, was dominee Metiarij predikant. Dominee Metiarij werd landelijk bekend toen hij als bemiddelaar optrad bij de bezetting van de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar (1970) en bij de treinkapingen bij Wijster (1975) en De Punt (1977).
Als voorzitter van de Badan Persatuan (BP; de Molukse Eenheidspartij) onderhandelde Metiarij in de jaren 1980 met de Nederlandse overheid. Op 21 april 1986 resulteerde dat in de Gezamenlijke Verklaring van de Nederlandse regering en het Hoofdbestuur van de Badan Persatuan. De afspraken behelsden onder andere een uitkering voor de eerste generatie Molukkers in Nederland, hulp bij werkgelegenheid en huisvesting en de oprichting van een Moluks museum. De BP bleef lange tijd de gesprekspartner van de Nederlandse regering.
Mellie Metiarij heeft voor het boek vele gesprekken gevoerd met mensen die haar vader gekend hebben zodat een compleet beeld ontstaat van dominee Metiarij. Aangevuld met foto’s uit de privécollectie van de familie Metiarij zorgt dit voor een uniek portret van een bijzonder mens. Metiarij bouwde bruggen in roerige tijden en werd een boegbeeld van de Molukse gemeenschap.
-
Communistisch verzet in Drenthe
Vanaf 1935 blijkt er bij de verkiezingen een steeds grotere rol weggelegd voor de Communistische Partij Nederland (CPN). Na de bezetting door de Duitsers in mei 1940 werd de partij verboden maar het communistisch verzet stopte niet.
Communistisch verzet in Drenthe geeft de Drentse communisten die uiteindelijk in Nederlandse en Duitse kampen terechtkwamen ‘een gezicht’. Hun lot was zeer verschillend, zoals blijkt uit de brieven en documenten die zijn overgebleven uit die tijd en verhalen van familieleden.
Het boek beschrijft de periode voorafgaand aan de arrestaties vaneen groot aantal verzetsmensen, zoals Geert Wolter Zuidhof en Kasper Kaspers. Vervolgens worden de individuele lotgevallen van de Drentse communisten tijdens hun gevangenschap beschreven. Zo werd Geert Wolter Zuidhof in Warschau gedwongen om te helpen bij de bouw van het getto en onderging Kasper Kaspers in het ziekenhuis van kamp Buchenwald een levensreddende operatie, om uiteindelijk toch nog voor de voor de bevrijding te overlijden. Er is ook aandacht voor Piet Beuker, want hoewel hij nooit werd opgepakt, hoort zijn verhaal van onderduiking en verzet zeker thuis in dit boek.
Met dit boek wordt eer betoond aan een groep verzetsmensen waarvan de meerderheid de hoogste prijs betaalde. Degenen die terugkeerden waren allen in meer of mindere mate getraumatiseerd. Na hun thuiskomst werden ze aanvankelijk nog wel gewaardeerd, maar al heel snel werden communisten gewantrouwd en weggezet als gevaarlijk voor de stabiliteit van de samenleving.
Over de auteur
Wim Ensing (Peize 1959) studeerde geschiedenis aan de RUG en werkte 20 jaar als leraar geschiedenis. In 2014 verscheen van zijn hand Het drama van Justina Abelina, een boek over de dood van een adellijke dame in de eerste helft van de achttiende eeuw. Dit boek is bewerkt tot een historische talkshow waarmee meer dan 25 keer is opgetreden door de provincie Drenthe. De laatste jaren is de auteur actief als vrijwilliger bij het Drents Archief. -
Spitten voor de vijand
Meer dan honderdduizend mannen werden vanaf september 1944 opgeroepen om te werken aan Duitse verdedigingswerken in Nederland. In de nog bezette provincies werden de arbeiders gedwongen tewerkgesteld aan de bouw van tankgrachten, loopgraven en schuttersputjes, vaak onder slechte omstandigheden. Voor de Duitsers was het belang groot om de geallieerden zo lang mogelijk tegen te houden. Er werd dan ook hard opgetreden tegen weigeraars.
Voor velen waren de principiële bezwaren te groot, zij besloten onder te duiken. Anderen hadden die mogelijkheid niet. Zij probeerden zich aan te passen aan de omstandigheden en saboteerden waar ze maar konden. Een groot deel van deze zogenoemde spitters zag kans om te vluchten of keerde niet terug van verlof. Zij waren daarna veroordeeld tot een leven als onderduiker. Zij die als onderduikers tijdens de vele razzia’s, of door verraad, werden gepakt, kwamen na een verblijf in een gevangenis in een strafkamp in Duitsland of Drenthe terecht.
Eén van die mannen was Eelke Dijkstra. Samen met dertig anderen werd hij in november 1944 vanuit het Huis van Bewaring in Leeuwarden overgebracht naar Yde, een klein Drents dorpje onder de rook van Groningen. Zijn oorlogsdagboek was voor zijn kleinzoon en auteur Erik Dijkstra aanleiding om onderzoek te doen naar het vergeten strafkamp in Yde. Wat volgde was een reis door de geschiedenis waarin bijzondere ontdekkingen werden gedaan en veel betrokkenen voor het eerst hun verhaal vertelden. Door intensief archiefonderzoek kwamen schokkende feiten boven water over vier gefusilleerde dwangarbeiders in november 1944. De vele brieven, dagboeken en getuigenissen vertellen samen het verhaal van strafkamp Yde en de tewerkstelling in Drenthe.
Erik Dijkstra is schrijver/journalist en doet al jaren onderzoek naar de tewerkstelling in Drenthe.