
Hanneke de Jong: Eén verhaal, twee titels, in twee talen
In 2015 kreeg ik de papieren van mijn vader in handen die hij had bewaard over de oorlog. Hij had ons er weleens iets over verteld maar dan als een spannend verhaal, met een Duitser in de achtervolging en een kuil in het bos als schuilplaats. De documenten die ik inzag gaven me een duidelijker beeld. Wat me bijbleef was zijn motivatie om in het verzet te gaan: ‘het rechtsgevoel en de zucht naar vrijheid van geweten en spreken’.
Toen ik het verzoek van de Stichting Mearslach kreeg om een Friestalig kinderboek te schrijven over een Smokkelkind hoefde ik dan ook niet lang na te denken. Het moest gaan over de kinderjaren van het Joodse jongetje Louis Godschalk. Geboren in 1942 te Amsterdam werden zijn ouders verraden op hun onderduikadres en werden ze naar de Joodse schouwburg gebracht. Louis ging naar de kindercrèche aan de overkant tot hij daar werd weggehaald door het verzet. Na veel omzwervingen kwam hij in het gezin Oosterkamp terecht, in Scharnegoutum. De oudste dochter, Hennie, kreeg als taak het jongetje te verzorgen. Na de oorlog trouwde Hennie met Feike Rienstra en ze mochten het jongetje, dat ze Loekie noemden, houden en later adopteren. Loekie wist dat niet, hij dacht dat heit en mama zijn echte ouders waren. Pas op zijn dertiende kwam hij er per toeval op de MULO achter.
Toen ik dat hoorde wist ik: daar gaat mijn boek beginnen, daar in die klas waar hij niets wist terwijl de jongens uit zijn dorp wel op de hoogte waren. Vandaar de titel Sis my wa’t ik bin, een boek voor de groepen 7 en 8 over de zoektocht naar wie hij is.
In Wie ben ik?, de biografie van Louis Godschalk geschreven door Koos Boorsma, kon ik de feiten lezen, maar voor de gevoelens moest ik bij Louis zelf zijn. Hij woonde al jaren in Israël met zijn gezin en hij was niet gewend om het met een wildvreemde over zijn gevoelens te hebben. Laat staan erover te mailen!
De uitgever verzocht me om het Friese boek te vertalen. Ik wilde het verhaal graag in het Nederlands schrijven maar dan totaal anders, zodat het geschikt was voor jongeren vanaf ongeveer 14 jaar. In het kinderboek had ik veel moeten weglaten wat toch wel de moeite van het schrijven waard was, nu kon ik vertellen over de tijd dat Louis ouder werd, naar het beroepsonderwijs ging en in dienst moest. Waar hij ontdekte dat er wel degelijk familieleden van hem waren die na de oorlog hun best deden om hem bij hen in huis te krijgen. De beslissing om hem in Friesland te laten opgroeien werd genomen door de OPK, de commissie voor Oorlogspleegkinderen. Een commissie die in de ogen van Louis een dubieuze beslissing nam die een allesbeslissende invloed op zijn leven had.
In het Nederlandstalige boek Wat het hele dorp wist krijgt de fictieve kleinzoon Lion op zijn zestiende verjaardag een reis naar Nederland aangeboden. Samen met zijn moeder – die ook weinig tot niets weet van het verhaal van haar vader – en grootvader gaan ze naar Scharnegoutum, waar Louis zijn jeugd heeft doorgebracht. Lion maakt filmpjes als opa met moeite zijn verhaal vertelt. Hoeveel kan zijn grootvader eigenlijk hebben? En waarom wordt zijn moeder zo boos? Ik wist meteen waar Wat het hele dorp wist zou eindigen: bij de struikelstenen van de ouders van Louis.
Zoals de grootvader van Lion zweeg, zo had mijn eigen vader ook niets verteld over zijn aandeel in het verzet. Dat vond ik jaren na zijn dood terug in papieren waarin hij verantwoording aflegt over die tijd. De volgende zin heeft me zeer gemotiveerd om dit boek te willen schrijven. “Het motief was rechtsgevoel en de zucht naar vrijheid van geweten en spreken. Vooral ook het feit dat men ons de nazi-wereld-en-levensbeschouwing wilde opdringen deed mij ertoe besluiten illegale lectuur te verspreiden.”
Bekijk hier Wat het hele dorp wist van Hanneke de Jong.
Elke maand schrijft één van onze auteurs een column over het boek dat zij recent – of minder recent – geschreven hebben. De columns geven een voorproefje op het boek of vertellen een extra verhaal dat het boek niet gehaald heeft.