Bij leven en welzijn
€ 25,00
Frank Vermeer neemt de lezer mee naar de wereld van zijn voorouders. Zo voert hij in het Alsterpavillon en op de Joodse begraafplaats Ohlsdorf in Hamburg gesprekken met zijn overgrootvader Abraham Salomon Levy. In zijn eigen tuin in Winsum spreekt hij met zijn overgrootmoeder Rosalie Vos-Boasson. Oudoom Louis Levy overwint zijn schroom en verhaalt over zijn ontwikkeling als homoseksuele man.
Zij vertellen over hun levens in de negentiende eeuw en de eerste decennia van de twintigste eeuw in de Joodse gemeenschappen in Hamburg, Middelburg en Assen. Levens, gekenmerkt door welzijn, hoop, assimilatie en emancipatie. Nu en dan steekt fel antisemitisme de kop op.
Als Hitler aan de macht komt zijn de jaren van ‘leven en welzijn’ ten einde. Grootvader Isidor Vos, grossier in Assen en jarenlang politiek actief, vertelt over de dreigende jaren dertig en de smartelijke oorlogsjaren die eindigen in Sobibor.
Jan Vermeer en Rosalie Vos, de ouders van de auteur, vormen een ‘privilegierte Mischehe’: een ‘bevoorrecht gemengd huwelijk’ waarvan de Joodse partner niet gedeporteerd zou worden. De kans op lijfsbehoud is nog groter als het echtpaar een kind heeft. In 1943 wordt hun dochter geboren, die echter kort daarop al overlijdt. Wat nu? De dramatische gebeurtenissen volgen elkaar snel op.
Na de oorlog breekt een nieuwe tijd aan van leven en welzijn. Maar ook ontbrandt ‘De strijd om het Joodsche kind’.
Na rechtsherstel komt de familie weer in het bezit van het geconfisqueerde huis van grootvader Isidor Vos. De auteur vertelt over zijn recente ontmoeting met de kinderen van de ‘foute’ Nederlandse vrouw die in de oorlog dat huis van de Duitsers kocht.
‘Bij leven en welzijn’ is een indrukwekkende en met vlagen lichtvoetige familiegeschiedenis. Het is een gewaagd mengsel van authentieke stukken en nauwkeurige historische reconstructie, aangevuld met literaire fictie, alles geplaatst tegen de achtergrond van het begrip menselijke waardigheid. Doordat hij de historische feiten verweeft met fictieve gesprekken met zijn voorouders, brengt Frank Vermeer de Joodse geschiedenis van zijn familie weer tot leven.
Frank Vermeer (1949) was advocaat in Groningen en docent bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar promoveerde hij in 2010 op een bestuursrechtelijke onderwerp. Van jongs af aan heeft hij zich betrokken gevoeld bij de (oorlogs)geschiedenis van zijn Joodse familie. Van 2016 tot 2023 was hij voorzitter van het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen en sinds 2016 is hij voorzitter van de stichting Behoud Synagoge Winsum.
Gerelateerde boeken
-
Valsheid in Gesteente
Waarom zijn de vuistbijlen van Tjerk Vermaning vals en wie zit er achter?€ 29,95Valsheid in Gesteente
De vuistbijlen van Tjerk Vermaning binnenstebuiten gekeerd. Wie zit(ten) achter deze en andere grootschalige vervalsingen?
Tjerk Vermaning en zijn omstreden vuistbijlen staan nog altijd in de belangstelling. En dat ruim 50 jaar na zijn eerste spraakmakende ontdekking: een mammoetjagerskampement bij Hoogersmilde (Dr.) dat uit de Neanderthalertijd zou stammen, zo’n 60.000 jaar geleden. De hernieuwde focus op Tjerk Vermaning begon enkele jaren geleden met de roman ‘Tjerk’ en in 2018/2019 was in het Drents Museum een drukbezochte tentoonstelling te zien over het bewogen leven van deze beroemde Drentse amateurarcheoloog.
Echter, tot nu toe is het steeds vooral gegaan over de menselijke kant van wat de ‘affaire Vermaning’ is gaan heten. Over de meest fundamentele vraag – en vooral de gedegen beantwoording ervan – ging het nooit; een diepgaand wetenschappelijk onderzoek naar de aard van de vuistbijlen van Tjerk Vermaning – echt of vals – was er tot nu toe niet.
Daar komt in de eerste helft van 2022 verandering in als het boek Valsheid in gesteente bij Uitgeverij Van Gorcum verschijnt. Het omvat een diepgravende analyse van de Vermaning-artefacten door negen onderzoekers, elk met hun eigen specialisme, en met inzet van moderne onderzoekstechnieken.
Opvallend veel beeldmateriaal, waaronder vele hoge resolutie microscoopfoto’s, neemt de lezer mee in de boeiende zoektocht naar de waarheid over de vondsten van Vermaning. Mede dankzij een aanzienlijke toename in de archeologische kennis sinds het eind jaren ’70 van de vorige eeuw, toen de rechtszaken tegen Tjerk Vermaning speelden, komen de onderzoekers tot de slotsom dat het om niets anders dan vervalsingen gaat.
Maar wie was de regisseur achter deze grootschalige vervalsingen? En waren en meer personen bij betrokken? Door een nieuwe aanpak, waarbij de auteurs nieuwe vervalsingen op het spoor kwamen – die los staan van de Vermaning-‘vondsten’ – is het voor het eerst mogelijk om de dader(s) te identificeren.
-
Opstand en ondergang van de veenarbeiders in Zuidoost-Drenthe
In 1921 stond Zuidoost-Drenthe letterlijk en figuurlijk in brand. De dramatische gebeurtenissen van dat jaar, de aanloop en de onderliggende oorzaken worden in Opstand en ondergang van de veenarbeiders in Zuidoost-Drenthe 1860-1921 op indringende wijze beschreven.
Turfwinning was decennialang de belangrijkste bedrijfstak in Zuidoost-Drenthe. Toen in 1921 de turfwinning in het gebied instortte ontstond een sociale ramp: werkloosheid, armoede en honger. De veenarbeiders kwamen hiertegen massaal in opstand.
Deze crisis kwam echter niet uit de lucht vallen. Al vijftig jaar eerder waren er tekenen dat de turfwinning zijn langste tijd gehad had, doordat turf steeds meer door steenkool werd vervangen. De teruglopende rentabiliteit werd op de veenarbeiders afgewenteld, onder meer door het verlagen van hun lonen. In dezelfde periode kreeg het socialisme voet aan de grond en werden er vakbonden opgericht. Deze ontwikkelingen zetten de arbeidsverhoudingen verder op scherp. Juist in deze periode raakten in andere gebieden de turfvoorraden uitgeput en verschoof de turfwinning naar Zuidoost-Drenthe. Gesteund door hun vakbonden kwamen de veenarbeiders in opstand. Maar ook binnen de vakbewegingen was rivaliteit. Anders dan in de rest van Nederland speelde in Zuidoost-Drenthe binnen de vakbewegingen vooral de botsing tussen de revolutionaire socialisten en sociaaldemocraten. Het overgeleverde beeld van arme, ongeschoolde en opstandige veenarbeiders is sterk bepaald door deze laatste fase van de vervening.
Dit boek beschrijft de sociale en economische aspecten van de veenwinning, de opkomst en rivaliteit binnen de vakbewegingen en de aanloop naar de massale arbeidersopstand van 1921 in Zuidoost-Drenthe.
-
Een Schricklijck Jaer
April 1672: koning Lodewijk XIV van Frankrijk verklaart de oorlog aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Een dag later volgt zijn bondgenoot koning Karel II van Engeland. De bisschoppen van Keulen en Münster gaan een maand later mee in het bondgenootschap en vallen begin juni de Republiek binnen. Een Schricklijck Jaer gaat over deze oorlog, de oorlog van 1672 in het noordoostelijk deel van de Republiek.
Na de bisschoppelijke triomftocht langs de Overijsselse vestingsteden – die als rijpe appels in handen van de bisschoppen vallen – volgt de aanval op Coevorden. Ook die ‘onneembare’ vesting in het noorden valt binnen tien dagen. Maar daarna keert het tij voor de bisschoppen. De stad Groningen houdt stand, ondanks de enorme bommenregen van de bisschop van Münster, die bij dat beleg zijn bijnaam ‘Bombenberend’ verdient. Aan het einde van het jaar 1672 volgt de herovering van Coevorden, een spannend verhaal dat de geschiedenis ingaat als ‘De verrassing van Coevorden’.
Maar daarmee is de oorlog in de noordelijke gebieden nog lang niet ten einde. De bisschop van Münster heeft meer pijlen op zijn boog, waardoor Coevorden in een bizarre situatie terechtkomt.
Als dan eindelijk alle vijandelijke legers zijn vertrokken, moet het land weer opgebouwd worden. Dan komen, als vanzelf, alle eerdere politieke tegenstellingen weer opzetten die een snelle en effi ciënte wederopbouw tegenhouden. Bovendien gaat de oorlog nog steeds door, in het buitenland weliswaar, maar de kosten worden verhaald op de inwoners van de Republiek, ook op de tot op het bot verarmde bevolking van de provincies Stad en Lande (nu provincie Groningen), de Landschap Drenthe en Overijssel. De gevolgen van de oorlog, vooral voor het dagelijks leven van de gewone inwoners in die provincies, vormen de afsluiting van het boek.