De Gouden iuw yn Boazum
€ 19,90
Yn de gouden Iuw yn Boazum beskriuwt Philippus Breuker de libbens fan alle húshâldingen dy’t fjouwerhûndert jier lyn mei elkoar yn ien doarp wennen. It giet oer gewoane minsken yn in karakteristyk Frysk doarp wennen. Guon wienen der berne, lykas har âlden, en soms wennen har bern der ek wer. Oaren kamen út de omkriten en in inkeling hie der gjin famylje. Sa omfiemet dizze doarpsmienskip yn 1640 twa iuwen, fan 1500 oant 1700.
Fan de 87 húshâldingen wienen in protte famylje fan elkoar, foaral yn de Buorren, wat makke dat sy it dêr foar it sizzen hienen, al wienen de boeren altyd noch machtiger. De measten waarden stadichoan reformearre, mar guon holden ek fêst oan it âlde leauwe. Dat joech spanningen dy’t net sûnder oerheidsyngripen oplost wurde koenen. De measte minsken hienen it net roem, mar nei 1650 kaam der in tiid fan oerbefolking en bittere earmoede.
Philippus Breuker (1939) wennet al mear as fyftich jier yn Boazum. Dit is syn fjirde boek oer it doarp. Dêrneist hat er skreaun oer literatuer, skiednis en lânskip fan Fryslân.
Gerelateerde boeken
-
Landschapsbiografie van Westerwolde
Westerwolde kent een grote variatie aan bijzondere cultuurlandschappen: van het unieke kloosterlandschap van Ter Apel in het zuiden, het nog zeer goed bewaard gebleven esdorpenlandschap langs de Ruiten Aa met zijn oude nederzettingen, essen, heidevelden en beekdalen, de historische verdedigingslinie rond Bourtange en Oudeschans tot aan de weidse veenontginningslandschappen bij Vriescheloo en Bellingwolde. Weinig streken in Noord-Nederland hebben zoveel bijzondere cultuurhistorische relicten en een zo rijk gelaagde geschiedenis met tal van bijzondere historische verhalen.
Door de verschillende grondsoorten heeft Westerwolde een sterk gevarieerde agrarische geschiedenis die tot op heden bepalend is voor het landelijk gebied. Ook de waterstaatkundige geschiedenis van Westerwolde heeft een eigen gezicht. Daarnaast is de streek ook rijk aan allerlei soorten natuur: in de beekdalen van Runde, Ruiten Aa, Mussel Aa en Westerwoldse Aa, in de bossen en heidevelden, maar ook in het boerenlandschap met zijn talrijke houtwallen, singels, akkerflora en bosjes. Juist de in eeuwen gegroeide intensieve verbinding tussen natuur en cultuur maken dit gebied zo belangrijk en veelzijdig.De Landschapsbiografie van Westerwolde is tegelijkertijd ook een biografie van mensen. Tientallen generaties bewoners, maar ook voorbijgangers en buitenstaanders, hebben het landschap in de loop der eeuwen gemaakt tot dat wat het nu is, en doen dat ook nu en in de toekomst. Om die reden wordt in deze biografie ook veel aandacht besteed aan hun leven, hun drijfveren, hun activiteiten en hun zichtbare sporen in het huidige landschap.
De Landschapsbiografie van Westerwolde is een wetenschappelijk verantwoord, toegankelijk geschreven verhaal over de ontstaansgeschiedenis, kwaliteiten en toekomstmogelijkheden van het landschap in deze regio. De biografie is rijk geïllustreerd met landschapsfoto’s, kaarten en landschapsreconstructies die de verschillende levensfasen van Westerwolde weerspiegelen.
-
Hannekemaaiers en Kiepkerels
Vanaf de Gouden Eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog kwamen elk voorjaar duizenden seizoenarbeiders vanuit Duitsland naar Nederland om de boeren te helpen bij de hooioogst. Ze werden hannekemaaiers, mieren of poepen genoemd. Individueel of in groepjes boden ze zich aan. Boeren in het noorden hadden gemiddeld twee tot vier hannekemaaiers aan het werk. Sommigen kwamen jaar na jaar terug bij dezelfde boer. Anderen handelden in linnenwaren. Deze ‘lapkepoepen’ vormden de basis van talloze winkels en bedrijven in kleding en textiel die nu nog steeds in Nederland aanwezig zijn.
In Hannekemaaiers en Kiepkerels beschreef Kornelis Mulder (1916-1978) de geschiedenis, de herkomst en de invloed van deze seizoenarbeiders. -
Appelscha
Appelscha door de eeuwen heen
Appelscha. Een plaats met een lang en rijk verleden. Hoewel we de naam Appelscha voor het eerst halverwege de dertiende eeuw tegenkomen, was het gebied al lange tijd daarvoor, ver voor het begin van onze jaartelling, bewoond. Eeuwenlang vormden akkerbouw en veeteelt de belangrijkste bronnen van bestaan en bestond het dorp uit boeren en landarbeiders. Dit veranderde met de grootschalige afgraving van het noordoostelijk van de plaats gelegen hoogveengebied. Veenbazen en veenarbeiders van buiten vestigden zich aan de rand van het hoogveen. Naast het oorspronkelijke boerendorp vormde zich een veenkolonie. Tegelijkertijd verplaatste het centrum zich van het ‘oude’ naar het ‘nieuwe’ Appelscha.
Het hoogveen verdween en de betekenis van de landbouw nam in de loop van de tijd af. Nieuwe middelen van bestaan werden gevonden in het toerisme, de industrie en dienstverlening.
Deze sociaaleconomische ontwikkelingen worden in het boek beschreven. Daarnaast is er aandacht voor demografische en landschappelijke veranderingen, voor verenigingen (toneel, zang, muziek en sport), de gezondheidszorg, het kerkelijk leven, het lager onderwijs, de wegverbindingen, vaart en tramlijn.Rinze Lenstra (Appelscha 1945) studeerde economische en sociale geschiedenis. Hij werkte in het middelbaar beroepsonderwijs. Was medeauteur van Geschiedenis van Emmen en Zuidoost-Drenthe (1989) en schreef onder meer Anarchisme en syndicalisme in Spanje (2007).