Wat is recht?
€ 39,90
In de middeleeuwen maakten ook de Groninger Ommelanden deel uit van het Friese rechtsgebied, dat zich uitstrekte van het Vlie (nu het IJsselmeer) tot aan de Wezer in Duitsland. Vanaf de 12e eeuw is het recht daarvan op schrift gesteld, oorspronkelijk in het Oudfries. Vanaf het begin van de 15e eeuw was de schrijftaal in de Ommelanden het Nederduits (Nedersaksisch), met als gevolg dat de rechtsbronnen vertaald moesten worden. Deze vertalingen zijn in talrijke handschriften uit de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd overgeleverd. Zij zijn goed ingepast in het Groninger recht, en geven tevens een beeld van hun Oudfriese bronnen. In deze studie wordt een belangrijk tekstcorpus daaruit ontsloten.
Henk Meijering is emeritus hoogleraar Fries en Duits aan de Vrije Universiteit en verbonden als gastonderzoeker aan de Fryske Akademy in Leeuwarden.
Han Nijdam is onderzoeker op het terrein van het Oudfries en het Oudfriese recht aan de Fryske Akademy in Leeuwarden.
Gerelateerde boeken
-
Schoffies in Salland
Vanaf 1894 duiken er in het Sallandse landschap plots grote aantallen jongens op.
Deze schoffies gaan hier niet vrijwillig heen: ze worden voor een heropvoeding naar Balkbrug gestuurd. In het rijksopvoedingsgesticht Veldzicht wordt geprobeerd om deze jongens een ambacht aan te leren, in de hoop dat zij daarna een goede plek in de maatschappij zullen vinden. Op haar hoogtepunt wonen hier zo’n 240 jongens.Maar wat is een rijksopvoedingsgesticht eigenlijk? En wat doen die jongens daar dan? Hoe is Veldzicht verbonden met het omringende landschap? En wat heeft de Kolonie van Weldadigheid de Ommerschans met dit alles te maken?
Jasmijn Vervloet neemt een duik in de geschiedenis van Veldzicht. Door de ogen van een schoffie vertelt zij het verhaal van het rijksopvoedingsgesticht en haar bewoners. Leer meer over de geschiedenis van de penitentiaire jeugdzorg, bewonder de vele foto’s die het boek rijk is of maak de architectuurhistorische rondwandeling. Kom mee naar Veldzicht!
-
-
En toch zal ik
Marten Douwes Teenstra maakte in zijn tijd naam in de koloniën en als schrijver. Door zijn reizen, eerst in ‘de Oost’, later in ‘de West’ werd hij één van de eerste voorstanders van afschaffing slavernij (abolitionist). Nog vóór Max Havelaar (1860) en De hut van oom Tom (1852) verschenen, veroordeelde Marten al de barbaarse behandeling van de slaafgemaakten in Zuid Afrika, Java en Suriname. Het werd hem niet in dank afgenomen en leverde hem een ‘functie elders’ op.
Met zijn felle woordkeuze maakte Marten zich bij veel mensen niet geliefd. Naast zijn voortdurende strijd tegen de slavernij bleef hij tot zijn dood aantrappen tegen schijnheiligheid en hypocrisie, tegen ‘Cocksianen’, ambtenaren en bijgelovigheid.
Marten was lid van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij,
en na zijn terugkeer in Groningen bestookte hij de regering in Den Haag onvermoeibaar met verzoekschriften om een einde te maken aan de slavernij in de Nederlandse koloniën. Mede door zijn inbreng kwam na 1854 de discussie over de slavernij op gang, waarna vlak voor zijn dood op 1 juli 1863 de slavernij werd afgeschaft.Toch is zijn naam voor veel mensen nu onbekend. Door dit boek krijgt de naam Teenstra weer de bekendheid die het verdient.