Marcel Zantingh: Niet weten wat er is gebeurd, is het ergste wat er is

Eind vorig jaar verscheen mijn tweede boek, Mensenjacht, over de organisatie en het optreden van de Duitse Sicherheitspolizei in Drenthe in de Tweede Wereldoorlog. Deze politieke recherche was in vijf jaar bezettingstijd verantwoordelijk voor ongeveer 150 doden op Drents grondgebied, waarschijnlijk zelfs nog meer. Ruim vijf jaar heb ik eraan gewerkt om deze Duitse organisatie in kaart te brengen en een compleet overzicht te geven van fusillades die door haar manschappen in Drenthe werden uitgevoerd. Daarbij keek ik ook naar de Sicherheitspolizei buiten Drenthe, in de buurprovincies maar ook landelijk.

In de vijf jaar tot publicatie van het boek heb ik intensief bronnenonderzoek uitgevoerd, in ongeveer 30 archieven in binnen- en buitenland. Het moeilijkste was voor mij niet het onderzoeksproces zelf maar het stoppen met onderzoeken. iets wat ik eerder ook had ervaren toen het definitieve manuscript van mijn eerste boek werd opgeleverd aan de uitgever. Jarenlang was ik druk met het uitvoeren van archiefonderzoek en het verwerken van steeds weer nieuwe informatie en details in het verhaal. Zo’n onderzoek houdt een historicus, mij in ieder geval, iedere dag bezig. Het is daarom niet gemakkelijk daar een einde aan te maken.

Natuurlijk leidt het publiceren ook tot mooie dingen. Het is goed om er een keer een punt achter te zetten en de resultaten van je onderzoek wereldkundig te maken. Mijn onderzoek over de Sicherheitspolizei maakte namelijk veel los onder het lezerspubliek. Hoewel het geen gemakkelijk onderwerp is en het direct raakt aan het nog steeds actuele maatschappelijk debat over ‘goed’ en ‘fout’ in de oorlog, waren de reacties steeds positief. Zowel van nazaten van slachtoffers van de Sicherheitspolizei als van nazaten van mannen die in de oorlog de kant van de Duitsers hadden gekozen. Iedereen is in zekere mate op zoek naar antwoorden.

Zo kwam ik al tijdens mijn onderzoek in contact met de kleindochters van Roelof Koops uit Hoogeveen, die in het najaar van 1944 door Nederlandse manschappen van de Sicherheitspolizei uit Assen uit huis werd gehaald en ’s nachts op straat werd doodgeschoten. Weduwe Koops had na de oorlog nooit willen spreken over wat er met haar man was gebeurd en haar dochtertje was te jong geweest om de tragedie bewust mee te krijgen. Hoewel weduwe Koops nog wel van plan was geweest om op haar sterfbed te praten over de dood van haar geliefde, kwam dit er uiteindelijk niet meer van.

Het gevolg was dat de nazaten van Koops niet wisten waarom en door wie hun opa en vader was vermoord. Tijdens mijn onderzoek vond ik in het Nationaal Archief de antwoorden op deze vragen. Ook bleek dat weduwe Koops in de jaren na de bevrijding uitgebreid had getuigd tegen de daders van de moord, zodat haar kleindochters toch nog haar verhaal te horen kregen, al was het indirect.

Mijn gesprekken met de kleindochters van Koops bewezen voor mij de grote waarde van dit soort historisch onderzoek: het niet weten wat er is gebeurd, is het ergste wat er is. Ik ben enorm blij dat ik met mijn onderzoek heb kunnen bijdragen aan het beantwoorden van dit soort belangrijke vragen.

Marcel Zantingh is historicus en werkt bij Rijkswaterstaat als adviseur op het gebied van explosievenopsporing. Hij schreef het bij Noordboek-Van Gorcum uitgekomen Mensenjacht: Het optreden van de Sicherheitspolizei in Drenthe tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het boek won in 2025 de DHV-prijs.

 

 

Elke maand schrijft één van onze auteurs een column over het boek dat zij recent – of minder recent – geschreven hebben. De columns geven een voorproefje op het boek of vertellen een extra verhaal dat het boek niet gehaald heeft.