Boerderijen van het Leeuwarder Sint Anthony Gasthuis (1400-1950)

Het ontstaan van een charitatief grootgrondbezit

 49,90

Het ontstaan van het boerderijenbezit van het Leeuwarder Sint Anthony Gasthuis wordt in dit boek beschreven in een brede context van sociaal-culturele en economische veranderingen. Daarmee verandert J.A. Mulder zes eeuwen aan grondtransacties in het Friesland van 1400 tot 1950 in echte belevenissen van pachters, gasthuisvoogden en overheden.

Daarnaast komen veranderingen in de landbouw en vernieuwingen van het Friese boerenhuis uitgebreid aan de orde. Zo spoorde koning Willem III in de tweede helft van de negentiende eeuw adellijke en patricische grootgrondbezitters met succes aan om de vernieuwing van de Nederlandse land- en boerderijbouw ter hand te nemen. Sindsdien waren leden van de adel tevens vertegenwoordigd in het bestuur van het Gasthuis.

Een veelzijdig boek dat niet alleen de opmerkelijke geschiedenis van het ontstaan van een omvangrijk Fries charitatief grootgrondbezit beschrijft, maar tegelijk van bijzondere betekenis is voor de agrarische geschiedenis van Nederland.

J.A. Mulder (1942) is historicus en oud-directeur van Keramiekmuseum Princessehof te Leeuwarden. Hij doet onderzoek naar en publiceert over cultuur- en boerderijhistorische onderwerpen.

Verschijningsvorm:
Hardcover
Taal:
Nederlands
Uitgeverij:
Noordboek
Aantal pagina's:
496
Druk:
1
ISBN:
9789464710762
Gewicht:
1949 gram
Afmeting:
277x221x44 mm
Uitgiftedatum:
19-10-2023
Bekijk meer informatie over de auteur(s) van deze titel:

Gerelateerde boeken

  • Rijk, maar niet in geld

    Rijk, maar niet in geld

    Vijftig jaar Friese uitgevers 1920 - 1970
    Louw Dijkstra
     49,95

    Rijk, maar niet in geld

    Rijk, maar niet in geld vertelt het verhaal van twee opeenvolgende Friese uitgevers, Kamminga en Laverman, tegen de achtergrond van de intellectualisering van het Fries tussen 1920 en 1970. Deze periode is achteraf beschouwd de ‘Gouden halve eeuw’ van de Friese cultuur: in die halve eeuw settelde het Fries, dat begin 1900 nog een volkstaal was, zich stevig als cultuurtaal, en dat ging gepaard met (en hing ook samen met) een opbloei van de Friestalige cultuur.

    De taal is in die periode zowel geïnstitutionaliseerd als geïntellectualiseerd en met name aan die intellectualisering hebben de uitgevers van nature een belangrijke bijdrage geleverd. In die halve eeuw verschenen zo’n 3500 Friese titels op een breed gebied, waaronder kinderboeken, prentenboekjes, literatuur, biografieën, studies over ruimtevaart, sportboeken, handboeken op allerlei gebied, reisgidsen en kookboeken.

    Het boek gaat dieper in op de manier waarop uitgevers functioneren in een bepaalde ontwikkelingsfase van een minderheidstaal. En niet alleen dat, maar ook hoe ze functioneerden te midden van andere instituties, zoals emancipatiebewegingen, (semi-)overheidsorganen en culturele en wetenschappelijke instellingen. Waar uitgevers in grotere taalgebieden vooral te maken hebben met de markt en in mindere mate met die institutionele achtergrond, is die verhouding in een kleinschalige omgeving geheel anders.

    Tegelijk biedt dit boek ook een kijkje in de uitgeverskeuken. Dat gebeurt aan de hand van de opeenvolgende uitgevers Kamminga (ruwweg voor 1945) en Laverman (ruwweg ná 1945). Daarbij staat Kamminga model voor de aanvankelijk vernieuwingsdrang en latere politisering van het interbellum en Laverman voor de consolidatie van de naoorlogse periode. Ook de andere Friese uitgevers komen overigens uitgebreid aan bod.

    Louw Dijkstra (1958) studeerde theologie, maar koos na zijn afstuderen voor een loopbaan in het boekenvak. Na een aantal jaren als vertaler voor verschillende Nederlandse uitgevers te hebben gewerkt, richtte hij in 1994 samen met een compagnon een eigen Friese uitgeverij op. Op dit moment is hij uitgever van Wijdemeer.

     49,95
  • Prinsentuin Leeuwarden

    Prinsentuin Leeuwarden

    Van stadhouderlijke lusthof naar stadswandelpark
    Els van der Laan – Meijer, Willemieke Ottens
     17,90

    Prinsentuin Leeuwarden

    In de monumentale stadskern van Leeuwarden ligt de Prinsentuin, een van de groene parels die de Friese hoofdstad rijk is. Halverwege de zeventiende eeuw werd de tuin als lusthof aangelegd door Stadhouder Willem Frederik van Nassau. Deze lusthof kennen we nu als de Prinsentuin en bevat een schat aan bijzondere verhalen uit verschillende perioden in de geschiedenis van de stad.
    Nadat in 1819 koning Willem I de hoftuin teruggaf aan de bewoners van de stad, schreef het stadsbestuur een opdracht uit tot herinrichting. Deze opdracht hield verband met de ontmanteling van het bolwerk. Daarmee was Leeuwarden een van de eerste steden in Nederland die een openbaar stadswandelpark op de vestingwerken liet aanleggen. Stadsarchitect Gerrit van der Wielen (1767-1858) en ‘architect van buitengoederen’ Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851) werkten circa vijfentwintig jaar aan de transformatie van de stad. Naast de Prinsentuin ontwierp Roodbaard een aaneengesloten groenstructuur op het bolwerk, waarin de wandeling centraal stond. Zijn collectie ontwerptekeningen geeft een prachtige inzage in de gefaseerde aanleg vanaf 1821 tot ongeveer 1846.
    Nu, tweehonderd jaar nadat werd aangevangen met de omvorming van de Prinsentuin tot openbaar stadswandelpark, heeft het monumentale groen een nieuwe betekenis gekregen. Het park herbergt het verhaal van het verleden, maar het vraagt tegelijkertijd om een toekomstbestendige visie.

     17,90
  • Nieuwe Drentse Volksalmanak 2023

    De Nieuwe Drents(ch)e Volksalmanak, opvolger van de Drentsche Volksalmanak (1837-1851), verschijnt sinds 1883. In de loop van de jaren is de almanak uitgegroeid tot historisch en archeologisch jaarboek van Drenthe. Het is hét podium voor zowel professionele onderzoekers als amateurhistorici en -archeologen die de resultaten van hun onderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze aan een breed publiek willen presenteren.

    In de Nieuwe Drentse Volksalmanak 2023 staan de volgende bijdragen:

    Geschiedenis in Drenthe
    Onder redactie van Mark Goslinga, Fred Sieders, Gerben de Vries, Ellen de Vries-Heijboer, Joke Wolff en Jan van Zijverden

    Feminisme in Drenthe in de jaren ‘70 en ‘80
    Maarten C. Hoff en Henriette Meppelink
    Familie Hiddingh
    Sybrand van Haersma Buma
    Promotie van de Maatschappij van Weldadigheid
    Alfred Geerts
    Fotografie meets Van Gogh
    Mark Goslinga
    Islamitische Molukkers in Kamp Schattenberg
    Ghani van den Berg

    Archeologie in Drenthe
    Onder redactie van Floor Huisman, Mans Schepers, Jelke Take, Vincent van Vilsteren en
    Karen de Vries

    Potkleibossen in Noord- en Oost-Drenthe ─ ondergrond, cultuurgeschiedenis en ecologie
    Theo Spek, Nanda Berben en Mike Jaroch
    Artefacten van Lanaye-vuursteen ofwel vuursteen van het type Rijckholt uit Drenthe
    Jaap R. Beuker, Erik Drenth en Hans de Kruyk
    Rituelen bij het Zwegler Veen ─ Drie vuurstenen bijlen en hun relatie met andere sporen van de Trechterbekercultuur bij Hooghalen
    Jaap R. Beuker
    Karolingische muntschatten in Drenthe I ─ ‘Assen vóór 1818’, ‘Ter Apel 1822’ en ‘Balloo 1855’
    Wijnand A.B. van der Sanden
    Een hefboom des belangs ─ Geschiedenis van de Oudheidkamer ‘De Hondsrug’ te Emmen
    Hans van Westing
    Hendrikus van der Laan, dienstweigeraar, strijder voor een betere tewerkstelling van gewetensbezwaarden en opgraver van twee steentijdvindplaatsen
    Dion L. Stoop en Wietske Prummel

    Wie geïnteresseerd is in het lange en rijkgeschakeerde verleden van Drenthe – van vuistbijl tot veenkolonie – mag de Nieuwe Drentse Volksalmanak niet missen.

     20,00
  • Der dy namma fan heten is

    Der dy namma fan heten is

    It komôf fan plaknammen
    Pieter Duijff
     22,50

    Der dy namma fan heten is

    Yn Fryslân tilt it op fan doarpen, en der binne ek noch alve stêden. Efter de namme fan elk fan dy delsettingen sit in ferhaal. Wêrom hawwe de minsken harren wenplak neamd sa’t it hyt? Hoe kamen de minsken op de plaknamme ‘Wyldinghen’ en wat is de doarpsnamme no? In hiel soad plaknammen binne foar it earst oerlevere yn it twadde part fan de midsiuwen, mar der is net by skreaun wat de eftergrûn fan dy nammen is. Mei kennis fan it Frysk en oare talen kin fan gâns fan dy nammen dochs hiel wat fan it komôf sein wurde. Yn dit boek wurde yn goed fjouwerhûndert koarte haadstikjes de nammen fan alle offisjele Fryske delsettingen beskreaun.

    Pieter Duijff is al mear as trije desennia oan de Fryske Akademy ferbûn. Hy hat dêr al dy tiid warber west op it mêd fan Fryske wurdboeken en wurdlisten. Boppedat hat er bygelyks skreaun oer taalfariaasje yn Fryslân, yn it bysûnder oer it Stedfrysk.

     22,50