Friesland, mijn liefde
€ 22,90
‘Hier in Friesland houden we niet zo van centraal gezag. De weerstand tegen leiders van elke soort wortelt diep, ook bij mij. Wij gedijen beter in gespreid leiderschap, gehoorzamen liever een synode dan een paus, houden meer van onze elf steden dan van onze hoofdstad. Als er één kernbegrip de cultuur definieert, dan is het vrijheid.’
‘De zin van het leven is hier plaatsgebonden en daarom ook mijn aanbod aan jou, mijn liefde voor het leven. Ik wil voor je zorgen, zoveel ik kan, maar je moet wel hier komen. Het leven dat jij je voorstelt voor je kinderen, kan hier worden geleefd. Minder achterbank, minder curling en meer natuur, tuin en fiets.’
Een ode aan Friesland, een politiek manifest en een liefdesverklaring in één.
Gerelateerde boeken
-
-
Eene quaestie van vraag en aanbod
Het is eene quaestie van vraag en aanbod, antwoordde veenbaas Van der Sluis tegenover een parlementaire commissie op de vraag hoe in zijn Appelschaster veenderij de hoogte van de arbeiderslonen werd bepaald. Dat de machtspositie van de veenbaas bij dit overleg veel sterker was dan die van de arbeider liet hij wijselijk in het midden. Maar hoe verhield de winst van de baas zich eigenlijk tot het loon van de arbeider? Dat wordt duidelijk door de boekhouding over de jaren 1866-1897 van Alle Wytzes van der Sluis, die met zijn neven en zonen de belangrijkste verveendersfamilie in Zuidoost Friesland vormde, onder de loep te nemen. Zijn uitgaafboeken van de veenderijen in Appelscha en onder Haulerwijk geven inzicht in de uitgaven aan kapitaal en arbeid. Erfenissen en boedelbeschrijvingen tonen de omvang van de vergaarde rijkdom en dagboeken brengen de uitgekiende werkwijze van de familie aan het licht. Ook de andere kant van de medaille komt in beeld: de verdiensten van de gravers en kruiers en hun vrouwen en kinderen. Zij treden in dit boek uit de anonimiteit. Aan de hand van het cijfermateriaal kan zelfs een ‘Quote 30’ van Appelschaster veengravers worden opgesteld. Waren de veelbesproken slechte levensomstandigheden van de veenwerkers nu Mythe of Werkelijkheid? Waren de veenbazen Weldoeners of Uitbuiters? Met een aanbod van nieuw cijfermateriaal en persoonlijke verhalen van betrokkenen kan dit boek licht werpen op de discussies in onze tijd over de sociale omstandigheden van die tijd.
Reitze Jonkman ( Wijnjeterp 1950) was werkzaam als docent wiskunde en conrector aan het Drachtster Lyceum. De combinatie van interesse in familiegeschiedenis, regionale historie en een cijfermatige aanpak daarvan leidde tot deze publicatie.
-
-
Kloostermoppen
In de twaalfde en vooral de dertiende eeuw vestigden zich onder meer de kloosterorden van de cisterciënzers en de premonstratenzers in Noord-Nederland. Naar voorbeeld van de moederkloosters introduceerden de kloosterlingen grote bakstenen, kloostermoppen genoemd, waarmee ze vanaf het midden van de twaalfde eeuw tot in de zestiende eeuw kerken en kloosters bouwden. In dezelfde periode gebruikten ook vermogende particulieren de grote bakstenen voor de bouw van hun steenhuizen. Vanaf midden dertiende eeuw begonnen de steden zich te ontwikkelen, waarbij de bakstenen werden gebruikt voor stadsmuren en particuliere huizen. Baksteen bood de bouwheren goede mogelijkheden en was duurzamer dan de natuursteen die tot het einde van de twaalfde eeuw werd toegepast als bouwmateriaal. Klei was voor de productie en turf voor het bakken van stenen in ruime mate voorhanden in de provincie Groningen.
In Kloostermoppen, middeleeuws bouwmateriaal in stad en provincie Groningen beschrijven Edward Houting en Hans Vrijer circa 200 middeleeuwse kerken, kloosters, steenhuizen en stadsmuren. Hiermee wordt voor het eerst een uitgebreid overzicht in boekvorm gegeven van het ontstaan en de toepassing van kloostermoppen in Groningen. De uitgave is ruim geïllustreerd met foto’s, bouwtekeningen van middeleeuwse kerken en kerktorens, kaarten en oude prenten. Bovendien voert een wandeling in de binnenstad van Groningen langs zichtbare overblijfselen van middeleeuwse gebouwen.