-
Doopsgezinden in Friesland
In Doopsgezinden in Friesland schetst historicus Cor Trompetter het ontstaan van de doopsgezinde beweging in Friesland, met als centrale guur de ex-katholiek geestelijke Menno Simons. Hoe kon een minderheid als de doopsgezinden in de zeventiende en achttiende eeuw toch zo’n belangrijk stempel drukken op ons geestelijk erfgoed? Doopsgezinden stonden in politieke zin aan de kant, werden vervolgd en toch speelden ze een buitengewone rol op economisch en cultureel gebied.
Verdrinking, onthoofding, ophanging en verbranding viel een doopsgezinde ten deel vanwege afwijkende standpunten en leer. Ook Menno Simons kwam al snel bij de vervolgers in het vizier en vluchtte daarom weg uit Friesland. Simons is nooit de onbetwiste leider van de doperse beweging geweest. Voortdurend was er strijd binnen die beweging. Verharding van standpunten en daarop volgende scheuringen waren het resultaat. Aan het einde van Menno’s leven waren de conicten zo hevig geworden, dat de doopsgezinde beweging in de Nederlanden feitelijk in verschillende groepen uiteen was gevallen. Ook in Friesland, bij botsingen tussen de ‘harde Friezen’ en de ‘nog hardere Friezen’. De onderlinge verdeeldheid onder doopsgezinden was niet zelden een veel groter gevaar dan welke tegenstander van buiten dan ook. Trompetter schetst een politiek-sociale ontwikkeling van deze stroming in de latere eeuwen.
-
groòf en oòtje pluûs in ’t Spaokeburgs
In Groòf en oòtje pluûs in ‘t spaokeburgs (Opa en Oma Pluis in het Spakenburgs) gaat Nijntje op visite bij opa en oma Pluûs. ‘Groòfie het vur nijn ‘n stêp emaokt’ en ‘Nijn breide ‘n wârreme doek vur oòtje Pluûs’. Bij de thee eten ze ‘botterkoekies en nijn moch t’r twee’.
Groòf en oòtje pluûs is vertaald uit het Nederlands door Mennes Nagel.
-
Knooppunt Waddenzee
Miljoenen wad- en watervogels trekken ieder jaar heen en weer tussen hun broedgebieden in Groenland, Scandinavië, West-Europa of Siberië, en hun wintergronden in Europa en Afrika. Als je alle routes van die trekvogels op de wereldbol tekent, zie je halverwege die kaart een druk knooppunt: de Waddenzee!
In het project Metawad hebben onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee en de Rijksuniversiteit Groningen vijf compleet verschillende trekvogels van de Waddenzee onderzocht: de kanoet, de drieteenstrandloper, de rosse grutto, de rotgans en de lepelaar. Ze bekeken de vogels niet als ‘bewoners’ van die Waddenzee, maar als gebruikers van een veel groter systeem waar het wad een belangrijk onderdeel van is: het ‘metawad’.
Knooppunt Waddenzee biedt een kleurrijk pallet van portretten van de wetenschappers, die ploeterend met palen en hekwerk achterop hun ets over de kwelder trekken, of uren achtereen in weer en wind – of juist bakkend onder de Afrikaanse zon – naar vogels met kleurringen aan hun pootjes staan te zoeken. Het biedt ook portretten van de vijf onderzochte vogelsoorten. Wat weten we van deze dieren? En vooral: hoe kunnen overheden of natuurbeheerders hun voordeel doen met deze wetenschap?
-
opoa en omoa pluis in ut Utregs
In Opoa en omoa pluis in ut utregs (Opa en Oma Pluis in het Utrechts) gaat Nijntje op visite bij opa en oma Pluis. ‘Opoa hâ voar nijn een step gemoak’ en ‘Nijn bree un wârreme doek voar omoa Pluis’. Bij de thee eten ze ‘boaterkoêkjus en nijn moch ur twee’.
Opoa en omoa pluis is vertaald uit het Nederlands door Jeroen Wielaert.
-
opoa en opoe pluisie op se Mokums
In Opoa en opoe pluisie op se mokums (Opa en Oma Pluis in het Amsterdams) gaat Nijntje op visite bij opa en oma Pluisie. ‘Opoa hep foor nijn een steppie gemoakt’ en ‘Nijn bree een omslegdoek foor opoe Pluisie’. Bij de thee eten ze ‘bauterkoekies en nijn mog-ur twei’.
Opoa en opoe pluissie is vertaald uit het Nederlands door Mieke Unterhorst.